Huidig aanbod biomest in Vlaanderen schiet tekort
nieuwsWetenschappers van ILVO, Inagro en UGent brachten de dierlijke meststromen van biologische landbouwbedrijven in Vlaanderen in kaart. Daaruit blijkt dat het aanbod biologische mest momenteel ontoereikend is om de behoefte te dekken en dat de toepassing van kippenmest en geitenstalmest in de sector nog moeizaam gaat. Compostering kan echter een oplossing vormen voor dat laatste probleem.
Biologische landbouw gaat uit van een gesloten nutriëntenkringloop, waarbij waarbij bodemvruchtbaarheid het resultaat moet zijn van vruchtwisseling, groenbemesting en toepassing van dierlijke mest afkomstig van biologische productie. Hierdoor is het belangrijk dat er voldoende biologische mest voorhanden is op het juiste moment en de bemesting kan worden geoptimaliseerd door samenwerking tussen verschillende bioboeren.
Op vraag van en in samenwerking met de sector brachten wetenschappers van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), West-Vlaams onderzoekscentrum Inagro en de Universiteit Gent de dierlijke meststromen van biologische bedrijven in Vlaanderen voor het eerst in kaart, op basis van gegevens uit 2009. Uit dat inventaris, dat kadert in het onderzoeksproject ‘Optimale aanwending van biologische mest’, blijkt dat het huidige aanbod mest ontoereikend is om de behoefte te dekken, en dat het voor plantaardige bioproducenten vaak ver zoeken is naar een dierlijk biobedrijf met een aanbod van het gewenste mesttype op het juiste moment.
Volgens de onderzoekers kan het inventaris echter een eerste stap vormen naar werkbare netwerken en logistieke kanalen om meststromen te faciliteren, om bedrijven bij elkaar te brengen die mest en voeder kunnen uitwisselen, en om centraal mest te verwerken of te composteren. Verder stellen de onderzoekers dat de inzet van bijvoorbeeld grasklaver en vlinderbloemigen, gebruik van maaimeststoffen en het optimaal benutten van de voedende waarde van de bodem ook in zekere mate soelaas kunnen brengen voor bioboeren die onvoldoende mest vinden.
Wat de onderzoekers verder opvalt in het inventaris, is de moeizame toepasbaarheid van kippenmest en geitenstalmest. Het aandeel biologische kippenmest dat niet op Vlaamse biologische arealen wordt toegepast is bijvoorbeeld relatief groot, omdat de mest in onbehandelde vorm een te hoge forsforinhoud heeft in vergelijking met de aanwezige stikstof. Daarom zetten de onderzoeksinstellingen experimenten op met composteringstechnieken waarin kippenmest of geitenstalmest verwerkt worden.
De resultaten van die proeven zijn hoopgevend. Volgens de onderzoekers is het mogelijk om via compostering of behandeling van de mest toch chemisch, fysisch en biologisch waardevolle kwaliteitsproducten (bodemverbeterend, plantenvoedend) te maken. Met behulp van die technieken kan de toepasbaarheid van biologische dierlijke mest, in het bijzonder van kippenmest en geitenstalmest, dus worden geoptimaliseerd.
Wel hangt aan compostering een zeker kostenplaatje vast, dat redelijk hoog is op korte termijn. Verder staan er nog enkele technische en organisatorische obstakels in de weg. Maar mits centrale organisatie, goede samenwerking en goede afspraken tussen producent en afnemer, zijn de onderzoekers ervan overtuigd dat de onderzochte composteringstechnieken interessante toepassingsmogelijkheden bieden.
De resultaten van dit onderzoek werden bekendgemaakt op de jaarlijkse BioForum-studiedag ‘Bio, bodem en bemesting’. Uit de reacties van de aanwezige biolandbouwers maken de onderzoekers op dat er onder meer nood is aan meer kennis rond nutriëntenoptimalisatie in de bodem, bijkomende grond, een oplossing voor logistieke problemen en clustering van bedrijven zodat samenwerking kan worden geoptimaliseerd.
Het onderzoeksproject ‘Optimale aanwending van biologische mest’ wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid. Het eindrapport wordt later verwacht.
Bron: Eigen verslaggeving