“Hooikoortsstudie hield wél rekening met gangbare landbouwpraktijken”
OpinieEr ontstond een golf van kritiek op de studie die de link legt tussen stikstofbemesting en een grotere kans op een allergische reactie. “Onterecht”, stelt onderzoeker Tobias Ceulemans (UAntwerpen), die in dit opiniestuk toelicht waarom die kritiek de plank misslaat.
De media hebben uitvoerig bericht over een studie die in The Lancet Planetary Health is verschenen, waarbij werd aangetoond dat stikstofbemesting verhoogde allergene reactie op pollen veroorzaakt. In reacties vanuit de landbouwsector wordt er gesteld dat het een theoretische studie betreft, uitgevoerd in kunstmatige omstandigheden. De studie krijgt ook kritiek omdat deze effecten zich in de praktijk niet zouden voordoen omdat landbouwers reeds grassen maaien voor ze in bloei komen.

Dit is echter een verkeerde representatie van de resultaten. Het stuifmeel werd wel degelijk verzameld in bestaande graslanden die bemesting ontvangen, niet in kunstmatige omstandigheden. Het betreft weliswaar niet de raaigrasgraslanden die landbouwers inderdaad maaien voor ze in bloei komen, maar de graslanden waar Grote Vossenstaart domineert, en die komen wel degelijk in bloei. Bemeste vossenstaartgraslanden maken een significant deel uit van het areaal aan landbouwgraslanden. Je kan Grote Vossenstaart al in deze tijd van het jaar, vooral in vochtige en natte omstandigheden, reeds in vele landbouwgraslanden in bloei zien staan. Ze kunnen niet vroegtijdig gemaaid worden omdat de machines de natte bodem dan te veel zouden beschadigen, wat in gangbare landbouwpraktijk vermeden wordt omwille van het aantasten van de kwaliteit. Bovendien kan stikstofbemesting ook ‘ontsnappen’ naar wegbermen en natuurgebieden waar grassen ook in bloei komen, maar normaal in minder stikstofrijke bodem.
Dat graspollen meer allergeen zijn wanneer de groeiplaats bemest is, dat is bewezen
Bemesting blijft noodzakelijk
De oproep aan de wetenschappers om rekening te houden met gangbare praktijken vanuit de landbouwsector, wordt dus wel degelijk ernstig ter harte genomen. Een wetenschappelijke studie, zeker een studie van deze omvang en potentiële maatschappelijke impact, wordt standaard onderworpen aan de strengste criteria. Daar maakt het toetsen aan de mogelijke reële impact integraal deel van uit.
We hebben groot begrip voor de zeer moeilijke economische en ecologische omstandigheden waarin landbouwers aan bedrijfsvoering en voedselproductie moeten doen. Dan is het nieuws dat bemesting de allergeniciteit van pollen verhoogt uiteraard niet prettig om te horen. We hebben dan ook in al onze communicatie benadrukt dat landbouw en de bijhorende bemesting noodzakelijk zijn en blijven. Maar evengoed betekenen deze resultaten dat we goed moeten nadenken welke bemestingsnormen we waar in het landschap hanteren. En vanzelfsprekend ook hoe we dat kunnen rijmen met een rendabele en productieve landbouw. Dat is het ultieme doel van dit soort wetenschappelijk onderzoek: de mechanismen onderzoeken waarbij we de sleutels kunnen vinden voor een rendabele en productieve landbouw die in evenwicht is met de even belangrijke noodzaak van een voldoende volksgezondheid en een gezonde natuur.
Nieuw onderzoek is noodzakelijk
Tot slot hebben we in onze communicatie ook benadrukt dat onze resultaten slechts een eerste stap zijn en dat vervolgonderzoek noodzakelijk is. Dat graspollen meer allergeniciteit vertonen wanneer de groeiplaats bemest is, dat is bewezen. Hoe zich dat vertaalt naar de toegenomen allergische last die we al decennia waarnemen bij de bevolking, wat dus de relatieve bijdrage is van stikstof ten opzichte van andere mogelijke oorzaken, moet voorwerp zijn van verder onderzoek.
