Faluintjes zien laatste hopboeren verdwijnen

Marcel Vermeir (81) en zijn zoon William (55), de laatste hopboeren van de Faluintjes, stoppen met het planten van hopranken. William is wel bereid om een klein hopveldje te onderhouden als levend symbool van het rijke hopverleden van de streek. "In Asse gaat de gemeente zelf een hopveldje aanleggen'', vertelt William. "Ik wil eenzelfde project in Aalst steunen. Maar daar blijft het bij. Ik kan mijn tijd niet blijven besteden aan een teelt die niet genoeg rendeert".

Ten oosten van Aalst liggen vier relatief kleine dorpen die samen de ‘Faluintjes’ heten: Moorsel, Herdersem, Baardegem en Meldert. Ooit was dit gebied een echte hopregio. "Hop aanplanten is intensief werk, waarvoor ook veel hulp van buitenaf nodig hebt. Daardoor wegen de inkomsten niet op tegen de loonkosten en het vele zware werk", aldus William.

Vader Marcel vindt het spijtig dat de hopteelt in de Faluintjes teloor is gegaan. Hij nam de boerderij in 1947 van zijn ouders over en begon met de hopteelt. De hop van de familie Vermeir werd gebruikt voor het bottelen van het Patervat, een blond abdijbier. Traditioneel wordt dat op het einde van de zomer gebrouwen.

"Het bier zal wellicht blijven bestaan", zegt William. "Maar de brouwers kunnen zich niet meer beroepen op het feit dat de hop afkomstig is van de Faluintjes". De familie Vermeir zal zich wel nog bezighouden met het steken van hopscheuten. "Het steken van de scheuten is ook een tijdrovende bezigheid", aldus Marcel. "Voor een paar kilo's ben je al vlug een uur in de weer. Alleen de malse scheuten komen in aanmerking. Dat maakt het product tot een dure delicatesse".(KS)