Europeanen blijken makkelijker zoete smaken te proeven

Europeanen blijken beter in staat om zoete smaken te proeven, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek. Dat zou evolutionaire redenen hebben. In tegenstelling tot het Zuiden is het fruit in Europa veel minder zoet, waardoor bewoners hier hun smaakzin voor zoet scherper moesten ontwikkelen om te kunnen overleven.

Europeanen proeven gemakkelijker zoete smaken dan mensen met een andere etnische achtergrond. Dat rapporteren biologen van het Amerikaanse National Institute on Deafness in het blad Current Biology. Ze vroegen 144 vrijwilligers van diverse etnische afkomst om negen suikeroplossingen, gaande van nul tot vier procent suiker, volgens zoetheid te rangschikken.

De score van de vrijwilligers bleek sterk samen te hangen met het bezit van twee genvarianten die de bouw van de smaakreceptor voor 'zoet' regelen: het TAS1R3-gen. De meeste Europeanen beschikken over beide genvarianten. Maar bij mensen uit Azië en het Midden-Oosten komen de varianten veel minder voor en bij Afrikanen zijn ze al helemaal zeldzaam.

De onderzoekers denken dat er evolutionaire redenen zijn waarom Europeanen beter in staat zijn om zoetigheid te proeven. Tropische vruchten als suikerriet en ananas bevatten vanzelf veel suiker. Maar in het noorden is fruit veel minder zoet, zodat bewoners van noordelijke breedtegraden een fijnere smaak voor zoet moesten ontwikkelen om voldoende calorieën binnen te krijgen.

Het verklaart waarom Europeanen koffie zonder suiker of pannenkoeken zonder stroop beter kunnen waarderen dan mensen van Aziatische of Afrikaanse afkomst.