Congolezen overleven op stukjes tomaat en komkommer
nieuws"Met het povere inkomen van mijn man kunnen we gewoon geen hele kip kopen", zegt Nlandu, een moeder die op de markt twee stukjes kip heeft gekocht. Het vlees is voor haar en voor de kleinste kinderen. De oudsten moeten zelf op zoek naar eten. "Ik verkoop mijn groenten niet meer in één stuk. De mensen kunnen het toch niet betalen", legt Wivine uit. Zij is marktkramer in Livulu, een wijk in het oosten van Kinshasa. Op haar tafel staan blikjes tomatenpuree die in tweeën zijn gesneden of in kleine zakjes zijn verdeeld. Ook de zeep is in kleinere stukken versneden. In een rek liggen uien en komkommers, eveneens in stukjes gesneden.
"Een kwart van deze ui kost twintig Congolese francs (0,024 euro). Dit stukje zeep kost dertig Congolese francs (0,036 euro)", zegt de verkoopster, terwijl ze een minuscuul glaasje van zowat drie centimeter hoog met poedermelk vult. Poedermelk in piepkleine glaasjes, komkommers en uien in stukken. Dat alles in zulke kleine hoeveelheden wordt verkocht, biedt een heleboel Congolese families de kans om de stijgende voedselprijzen toch het hoofd te bieden en elke dag eten op tafel te krijgen.
Meer dan 75 procent van de zestig miljoen Congolezen leeft onder de extreme-armoedegrens. Ze overleven met minder dan een dollar per dag, in een land dat bulkt van de minerale rijkdommen die miljarden waard zijn. De voedselprijzen zijn ook in Congo sterk gestegen. Brood en graan zijn 27,6 procent duurder geworden en de prijs van olie is in amper zes maanden zelfs met 32 procent gestegen. Volgens de nationale bank is de inflatie naar vijftien procent geklommen.
Nzumba is achttien jaar en moeder van vier. Elke dag trekt ze naar de markt met zo'n 500 Congolese francs (0,6 euro). Ze toont wat ze heeft gekocht. "Vandaag heb ik matembele (een lokale groente, red.) gekocht, courgettes, een beetje maïsbloem, palmolie en een stuk komkommer. In totaal heb ik daarvoor 450 francs (0,5 euro) betaald", zegt Nzumba bitter. Want dat is meteen alles wat haar gezin vandaag zal eten. Elke ochtend staat Nzumba om vijf uur op om water op te pompen, omdat de waterleiding niet tot haar huis reikt. Daarna gaat ze sinaasappels verkopen. Ze verdient daarmee niet eens een euro per dag. De 'miniatuurmarkt' noemt zij haar 'reddingsboei'.
Anderen geven toe dat de miniaturization hen vooruit helpt, maar zijn tegelijkertijd bang voor ziektes. "De melk die ons in kleine glaasjes wordt verkocht, wordt aan de lucht blootgesteld, waardoor er allerlei bacteriën in kunnen komen. Dat weet ik best, maar wat moet ik anders?", zegt Jean, die als ambtenaar werkt en elke dag op de markt zijn glaasje poedermelk drinkt.(KS)
Bron: De Standaard