Cassatie verwerpt beroep tegen arrest dioxinecrisis

Het Hof van Cassatie heeft het cassatieberoep verworpen dat Lucien en Jan Verkest hadden ingediend tegen hun veroordeling door het Hof van Beroep voor de dioxinecrisis. Het Hof legde hen een gevangenisstraf van twee jaar op, waarvan één met uitstel, voor valsheid in geschrifte, gebruik van valse stukken en bedrog in koopwaar. De andere speler in het dioxineverhaal, het Waalse Fogra, kreeg in beroep alleen een geldboete.

De dioxinecrisis eind jaren '90 zorgde voor het ontslag van twee ministers en zware verliezen in onder meer de pluimveesector door het stilvallen van de export toen bleek dat kankerverwekkende stoffen in de voedselketen waren terechtgekomen.

Uit onderzoek bleek dat de besmetting zijn oorsprong vond bij het bedrijf van vader en zoon Verkest en bij Fogra, een Waals bedrijf dat geleid werd door Jacques en Jacqueline Thill. De Verkests leverden zogezegd gesmolten dierlijk vet aan meng- en veevoederfabrikanten, terwijl het om een mengsel van dierlijk en technisch vet ging. Fogra leverde de met giftige pcb's besmette vetstoffen aan de nv Verkest.

Volgens de verdediging van de Verkests hadden zij geen eerlijk proces gekregen. Zo werd vader Lucien Verkest bij het begin van de dioxinecrisis op vraag van het Franse gerecht als getuige verhoord. Verkests advocaat, meester Hans Rieder, argumenteert dat hij toen ook al de bijstand had moeten krijgen van een advocaat, zoals de Salduz-rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voorziet. Cassatie heeft die argumenten van tafel geveegd.