Agroforestry en koolstofopslag als deel(tje) van de oplossing

Om de klimaatdoelstellingen tegen 2030 te halen, zullen we op een andere manier aan landbouw moeten doen. Dat stelt De Standaard in de reeks ‘2030 is NU’. Maar hoe dan? Naast een grote rol voor technologie en een shift naar plantaardige eiwitten bekeek de krant ook de piste van agroforestry en koolstofopslag in de bodem. Maar naast het rendementsverlies en de extra inspanningen, lopen landbouwers tegen heel wat hindernissen aan. Bovendien zijn het geen wondermiddelen. Wat kan hen over de streep trekken?

22 februari 2021  – Laatst bijgewerkt om 22 februari 2021 17:38
Lees meer over:

In een reeks naar de haalbaarheid van de klimaatdoelstellingen voor 2030 focust De Standaard onder meer op de landbouw. Een eerste piste die daarbij onderzocht werd, is de kansen die technologie biedt om de doelstellingen in het Vlaams klimaatplan te halen: een reductie van de broeikasgasuitstoot van de sector met 15 procent tegen 2025 en 30 procent tegen 2030. Door enkel en alleen in te zetten op deze piste zal de landbouwsector zijn doel niet halen, zo luidde de eerste conclusie van de krant.

Een mogelijke tweede piste is anders gaan eten. Of concreter: minder vlees eten. Vandaag haalt de Belg zijn eiwitten vooral uit vlees. Wanneer er minder vlees wordt gegeten, moet hij dus een deel van zijn eiwitten uit andere bronnen, zoals peulvruchten, halen. Denk maar aan bonen, erwten, zonnebloempitten, enz. Maar op vandaag staan die teelten nog in hun kinderschoenen en kunnen ze op korte termijn nog niet uitgerold worden.

In een derde piste wordt het landbouwsysteem onder de loep genomen. Meer bepaald de rol van bosbouw, of agroforestry, en de inspanningen om koolstofopslag in de bodem te realiseren.

Koolstofopslag in bodems

De bodem houdt drie keer zoveel koolstof vast als de atmosfeer. Maar dat aandeel koolstof is sinds de jaren ’90 in vrije val door de omzetting van weiland in akkerland, een gedaalde teelt van granen, erosie en monocultuur en een verminderd gebruik van dierlijke mest.

Maar er is ook goed nieuws. Door een juist beheer kan de boer de koolstofopslag in de bodem stimuleren. Al is het een werk van lange adem. Om het koolstofgehalte met een half procent te laten stijgen, mag je rekenen op zo’n 10 jaar.

Hoe evolueren landbouwers van ‘uitstoters’ naar ‘opslaanders’? Eerst en vooral door de bodem bedekt te houden. Dat kan door verhakseld snoeihout tussen fruitbomen te strooien, de akkers in de winter te bedekken met vanggewassen en groenbedekkers of de aanplant van meer houtkanten op perceelsgrenzen. Daarnaast kunnen ze ook drijfmest inwisselen voor compost en een optimale teelrotatie voorzien.

Afstappen van monocultuur is alvast één van de lessen die landbouwer Jarno Vandepoel getrokken heeft uit het project Landbouwers-Koolstofbouwers. “Wij hadden nog een perceel met monocultuur maïs. Uit analyses bleek dat er heel weinig koolstof in de bodem zat. We hebben de maïs vervangen door grasklaver. Die haalt niet alleen CO2 uit de lucht, maar zet ook luchtstikstof om in stikstof, die het gras kan gebruiken om te groeien, waardoor je geen kunstmest meer moet gebruiken. Zo vermijd je ook de uitstoot van lachgas. Door die verandering haal ik per ha 2.870 kilo CO2 uit de lucht en vermijd ik nog eens lachgas tegen 240 kilo CO2-equivalent.”

Koolstofopslag in de bodem is geen wondermiddel. Het is wel belangrijk dat we netto opnieuw meer koolstof opslaan

Tommy D’Hose - ILVO

Lange termijn

Een bodem met een gezond gehalte koolstof is vruchtbaarder en weerbaarder tegen extreme weersomstandigheden. Maar de landbouwers steken hier veel tijd en energie in, voor een rendement waar ze in de eerste 10 jaar niet op moeten rekenen.

Volgens Vandepoel is het een langetermijnvisie. “Mijn vader en ik hebben 60 “dubbeldoelkoeien”: runderen die zowel melk als vlees geven, van het oorspronkelijke ras van de streek. We hebben ook 50 hectare gras- en akkerland. We stonden voor de keuze: aan intensieve landbouw gaan doen of maken dat we een betere prijs voor ons product krijgen. We hebben voor het laatste gekozen en zijn in transitie naar bio. Ik streef naar zo veel mogelijk autonomie voor mijn bedrijf, ik wil niet afhankelijk zijn van anderen.”

Voor fruitteler Stijn Avermaete is zorg dragen voor de bodem een kwestie van overleven. “Je kunt op de klassieke manier nog een tijdje doorgaan met het telen van maïs en aardappelen en je kop in het zand steken, maar dan kun je zo ver achterop raken dat bijbenen niet meer lukt.”

Avermaete hoopt ook de overheid de boeren zal compenseren voor hun inspanningen, want het is een maatschappelijke dienst die ze leveren. Dit kan ook in de vorm van een koolstofmarkt, waarbij boeren koolstofcertificaten krijgen van bedrijven die te veel uitstoten.

Grenzen aan de opslag

Toch kunnen landbouwers ook niet voor eeuwig en altijd koolstof blijven opslaan in bodems. Iedere soort bodem heeft namelijk een streefzone. “Ga je daar boven, dan krijg je andere milieuproblemen”, stelt Hilde Vandendriessche van de Bodemkundige Dienst van België. “Uit onze analyses blijkt dat 52 procent van de weilanden en 50 procent van de akkerlanden onder de streefzone liggen. Als alle landbouwers de komende dertig jaar aan optimale koolstofopbouw zouden doen, waardoor alle weilanden en akkers wel de streefzone halen, dan zou er jaarlijks 0,91 megaton CO2 uit de atmosfeer worden gehaald, dat is 12 procent van wat de landbouw jaarlijks uitstoot.”

Maar volgens ILVO-onderzoeker Tommy D’Hose is dat de theorie. Zelf berekende hij een meer realistisch scenario waarbij er geen grasland meer omgezet wordt in akkerland, er 30 procent meer groenbedekkers gezaaid wordt, en er meer compost gebruikt wordt. “Dan kan de landbouw jaarlijks 0,11 megaton CO2-equivalent opslaan. Dat is 1,5 procent van wat de landbouw uitstoot.”

1,5 procent lijkt immens weinig. “Maar koolstofopslag in de bodem is geen wondermiddel”, zegt hij. “Het is wel belangrijk dat we netto opnieuw meer koolstof opslaan. Daarom moeten we vermijden dat we bos of grasland omzetten in akkers. En daarvoor is het belangrijk dat we onze eiwitten niet alleen uit dierlijke maar ook uit plantaardige producten halen.”

Agroforestry

In zijn berekening voegde D’Hose ook nog een luik agroforestry toe, een systeem van bosbouw waarbij velden als dubbel doel worden gebruikt. “De bedoeling is dat boeren klassieke gewassen telen of dieren houden, maar dat combineren met een vorm van bosbouw op hetzelfde perceel”, legt Bert Reubens van ILVO uit. “Het is een vorm van diversificatie die het bedrijf én de maatschappij ten goede kan komen. De boer spreidt zijn risico’s én de bomen bestrijden erosie, leiden tot aanzienlijk meer koolstofopslag in de bodem en verhogen de biodiversiteit.”

Landbouwers moeten wel rekenen op een rendementsverlies van een 10 procent. Ze “verliezen” een deel van hun akker aan bomen, en die zorgen met hun schaduw voor een kleinere opbrengst. Dat is alvast het geval voor Wouter De Stecker, die samen met zijn schoonvader Louis-Marie Tennstedt, het akkerbouwbedrijf ‘de Ancienne Ferme Van Eeckhoudt’ in het Vlaams-Brabantse Vollezele uitbaat. Tennstedt startte 20 jaar geleden al met agroforestry en wordt gezien worden als de Vlaamse pionier op dat gebied.

Agroforestry moet in de landbouw een even valabele keuze worden als elke andere duurzame bedrijfskeuze

Bert Reubens - ILVO

Duurzaam verdienmodel?

Daarnaast lopen boeren tegen nog wat hindernissen aan. Bomen en struiken vragen onderhoud. “Daar kruipt wat tijd in, dus die snoeiwerken kan je als verliespost beschouwen”, zegt De Stecker. Op termijn willen ze ook de bomen oogsten om het hout te verkopen. Maar om rechte stammen te krijgen, moeten ze de vogels verjagen. Die zorgen er namelijk voor dat de takken afbreken. Daarom hebben ze moeten investeren in staken en windmolens om de vogels af te schrikken.

Dan rest nog de vraag of ze de bomen überhaupt zullen mogen kappen want de gemeente vindt de bomenrijen een waardevolle aanvulling op het landschap. “Maar gelukkig is de Vlaamse regelgeving sterk geëvolueerd en wordt boslandbouw steeds meer erkend als een volwaardig teeltsysteem.”

Is de boslandbouw een duurzaam verdienmodel? Volgens Tennstedt verklaren de boeren uit de buurt hem alvast voor zot. “Ze begrijpen niet dat we onze opbrengst op korte termijn vrijwillig laten dalen. Zeker in een sector die het al moeilijk heeft, is dat vloeken in de kerk.”

Ook Reubens beaamt dat het niet makkelijk is om als ‘bosboer’ je boterham te verdienen. “Wie alleen inzet op de verkoop van het hout, moet zeker niet rekenen op direct rendement. Je krijgt wel subsidies voor het aanplanten van de bomen, maar daarna moet je jaren wachten voor je het hout kunt oosten. Investeringen in fruit- of notenbomen brengen sneller op.”

Reubens denkt dat die onzekerheid over de rentabiliteit een afschrikkingseffect zal hebben op veel boeren. “Maar het zou ­jammer zijn dat het een sta-in-de-weg blijft. Business as usual is ook steeds minder een optie. In principe presteren teeltcombinaties economisch en ecologisch ­beter dan monoculturen. Alleen is er nog niet genoeg kennis en ervaring op het specifieke gebied van mengteelten van houtige gewassen met eenjarige akkerbouw- en groentegewassen.”

Uit de cijfers valt alvast af te leiden dat de interesse in agroforestry in stijgende lijn zit. De kaap van 200 hectare is in zicht en vorig jaar dienden 27 landbouwers een subsidieaanvraag in voor de opstart van een boslandbouwsysteem. Al is dat natuurlijk vrij bescheiden. “En er blijven obstakels. Landeigenaars geven soms geen toestemming omdat ze niet vertrouwd zijn met het systeem. En dat blijft jammer, want de voordelen van dit soort landbouw voor het klimaat zijn groot. Het zou ook helpen als bedrijven die hun CO2-uitstoot moeten compenseren, daarvoor naar deze boeren gaan kijken. Agroforestry moet in de landbouw een even valabele keuze worden als elke andere duurzame bedrijfskeuze”, besluit Reubens.

Bron: De Standaard

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek