Tussentijds verslag van ILVO-onderzoek biggencastratie

Uit de eerste resultaten van de praktijkstudie van 2009 tot 2012 naar alternatieven voor het onverdoofd castreren van varkens blijkt dat 5 procent van de intacte beren een sterke berengeur vertoont en bij 21 procent een licht afwijkende geur aanwezig is. Voor de andere alternatieven was er enkel een licht afwijkende geur bij 0 tot 7 procent van de dieren.
29 september 2010  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 14:56
Lees meer over:

Uit de eerste resultaten van de langlopende praktijkstudie naar alternatieven voor het onverdoofd chirurgisch castreren van varkens blijkt dat 5 procent van de intacte beren een sterke berengeur vertoont en bij 21 procent een licht afwijkende geur aanwezig is. Voor de andere alternatieven werd enkel een licht afwijkende geur waargenomen bij 0 tot 7 procent van de dieren. ILVO benadrukt wel dat conclusies trekken voorbarig is.

Aanleiding van dit onderzoek is de discussie omtrent de praktijk van het onverdoofd chirurgisch castreren van mannelijke biggen, niet alleen in België maar ook in vele andere landen van Europa. Beerbiggen worden gecastreerd om berengeur bij het bereiden van varkensvlees te voorkomen, maar deze onverdoofde chirurgische castratie tast het welzijn van de biggen aan door de aanzienlijke stress en pijn tijdens en na castratie. Onafhankelijk onderzoek drong zich op inzake de haalbaarheid van de voorhanden zijnde alternatieven.

Na overleg tussen de Vlaamse overheid, de varkenssector en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) werd beslist om van 2009 tot 2012 een praktijkstudie uit te voeren naar alternatieven voor het onverdoofd chirurgisch castreren van varkens. Op 20 Vlaamse varkensbedrijven (met bijhorende afzetketen) worden vier alternatieven vergeleken met de gangbare praktijk van het onverdoofd chirurgisch castreren: chirurgische castratie met CO2-verdoving, chirurgische castratie met toediening van de pijnstiller Metacam, immunocastratie met het vaccin Improvac en de productie van intacte beren.

De doelstellingen van het onderzoek zijn om voor deze alternatieven de economische, sociale en ecologische impact na te gaan, de mogelijke knelpunten bij de implementatie ervan te identificeren, en de mogelijkheden van verwerking en commercialisatie van varkensvlees afkomstig van niet-chirurgisch gecastreerde varkens te evalueren. Meer concreet wordt dus voor elk alternatief nagegaan wat de praktische haalbaarheid is voor de varkenshouder, wat de eventuele extra kost is, de meer- of minderopbrengst, wat de zoötechnische resultaten en slachtresultaten zijn. Op dierniveau wordt ook rekening gehouden met de invloed op diergezondheid en het gedrag tijdens de afmest. Daarnaast is het ook belangrijk om een goed eindproduct te kunnen afleveren aan de consument. Daarom worden ook berengeur en vleeskwaliteit bepaald.

Elk van de 20 bedrijven voert de behandelingen in een verschillende volgorde uit met een groep van telkens 120 mannelijke varkens. Momenteel zijn de slachtingen van de eerste groep afgelopen en de slachting van de tweede groep is lopende. Zodoende is elk alternatief reeds op vier tot acht bedrijven uitgetest. De laatste slachtingen zijn gepland in het voorjaar van 2011. Door het beperkte aantal herhalingen op dit moment zijn de meeste tussentijdse resultaten nog niet betrouwbaar zodat ILVO enkel de in grote aantallen gemeten data bespreekt in het rapport, met name de testesgewichten en het optreden van berengeur.

In totaal scoorden 1.125 dieren berengeur met behulp van de soldeerboutmethode, dat houdt in dat het vet wordt gesmolten met een verhitte staaf waarna de geur wordt gescoord. Volgens deze eerste resultaten vertoont vijf procent van de intacte beren sterke berengeur en is bij 21 procent een licht afwijkende geur aanwezig. Bij de andere behandelingsgroepen werd geen sterke berengeur gedetecteerd, een licht afwijkende geur werd wel waargenomen bij nul tot zeven procent van de dieren.

Naast de proeven op praktijkbedrijven vond ook een oriënterende proef plaats op het ILVO. Voor de kraamstalperiode en de batterijperiode werden daar geen verschillen gezien tussen de vier behandelingen. Tijdens de afmestperiode haalden immunocastratie met Improvac en intacte beren het beste resultaat op vlak van voederconversie. De voederopname was het laagst voor de intacte beren. De voederopname van de Improvac-beren nam sterk toe na de tweede vaccinatie, waardoor de voederopname over de hele periode tussen die van de bargen en die van de intacte beren uitkomt.

De dagelijkse groei van de dieren was niet verschillend tussen de vier methodes. Uit de slachtresultaten van de varkens die werden afgemest op het ILVO blijkt zoals verwacht dat het vleespercentage van de intacte beren hoger ligt dan dat van de andere groepen. Het vleespercentage van de Improvac-beren is vergelijkbaar met dat van de bargen.

ILVO benadrukt dat conclusies trekken uit de praktijkproeven op heden onmogelijk is omdat de behandelingsmethodes nog niet op alle deelnemende bedrijven zijn toegepast. Bovenstaande bevindingen zijn eerste aanwijzingen die niet gestoeld zijn op herhaling en vergelijking tussen de deelnemende bedrijven. ILVO kan wel al enkele praktijkaanbevelingen richten aan de varkenshouders om de verschillende alternatieve technieken correct toe te passen.

Op basis van de definitieve resultaten kan informatie en advies gegeven worden aan de overheid en andere belanghebbenden en kan de varkenshouder een gefundeerde keuze maken uit de alternatieven. Door het onderzoek op een groot aantal praktijkbedrijven uit te voeren, kan ILVO rekening houden met de grote verscheidenheid tussen bedrijven. “De implementatie van een alternatief voor onverdoofde chirurgische castratie kan immers enkel succesvol zijn wanneer de toepassing ervan niet enkel in theorie, maar ook in de praktijk een goede oplossing biedt voor het varken en voor de varkenshouder”, zegt Marijke Aluwé, onderzoekster bij ILVO-Dier en auteur van het tussentijds verslag.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek