Parlement neemt agromilieumaatregelen onder de loep
nieuwsAan het einde van dit jaar zal de Europese Commissie voorstellen doen in verband met aanpassingen aan de agromilieuverbintenissen. Dit naar aanleiding van een aantal studies die wijzen op de gebreken van het systeem. “In sommige gevallen moeten agromilieumaatregelen inderdaad meer gebiedsgericht werken. Collectieve overeenkomsten zijn daarbij een mogelijke piste”, stelt Kris Peeters.
In het kader van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) werden door het Departement Landbouw en Visserij een aantal studies uitgevoerd. Parlementslid Els Robeyns (sp.a) vroeg naar aanleiding van de resultaten uit deze studies welke maatregelen Vlaams minister voor Landbouw Kris Peeters neemt of plant.
Uit een eerste studie bleek dat er nood is aan een nieuwe generatie agromilieumaatregelen of een aanpassing van sommige bestaande maatregelen om de effectiviteit daarvan te verhogen. Met agromilieumaatregelen wil de Vlaamse overheid landbouwers sensibiliseren voor de maatschappelijke vragen en doelstellingen inzake onder meer milieubehoud, natuur en biodiversiteit.
Uit het onderzoek blijkt echter dat sommige maatregelen op het terrein onvoldoende effect sorteren. “Maatwerk, meer flexibiliteit, meer gebiedsgericht werken op landschapsniveau, een actieve participatie van de landbouwers en een geïntegreerde aanpak zijn volgens de studie noodzakelijk om de maatregelen succesvol te maken”, stelt Els Robeyns.
Hierbij aansluitend, bleek uit een tweede studie dat landbouwers niet meedoen aan agromilieumaatregelen omdat ze geen interesse hebben, niet op de hoogte zijn of opzien tegen het papierwerk. Diegenen die wel deelnemen, zeggen dit vooral te doen omwille van het economische voordeel en de bezorgdheid om het milieu. Een pijnpunt dat landbouwers in de studie nog aanwijzen, is het gebrek aan rechtszekerheid met betrekking tot de bestemming van de percelen in de toekomst.
Peeters erkent dat meer gebiedsgerichte maatregelen in sommige omstandigheden wenselijk zijn en geeft aan dat het afsluiten van collectieve overeenkomsten hiervoor een optie zijn. “Dit geldt zeker voor agromilieuverbintenissen inzake natuur die beheerd worden door de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en die vallen onder de bevoegdheid van de minister van Leefmilieu.
Voor de agromilieuverbintenissen die onder de bevoegdheid van het beleidsdomein Landbouw vallen, is een gebiedsgerichte aanpak minder noodzakelijk”, stelt hij. “In ieder geval zal de commissie eind dit jaar een voorstel doen voor verbetering van de agromilieumaatregelen, ik wacht op hun conclusies om eventuele aanpassingen door te voeren.”
Wat de kritiek op de effectiviteit van agromilieumaatregelen betreft, benadrukt Peeters dat sommige verbintenissen wel degelijk goed werken of gewerkt hebben. “Dankzij de subsidie voor groenbedekking bijvoorbeeld, hebben landbouwers op een laagdrempelige manier kennis kunnen maken met agromilieuverbintenissen. In vele gevallen is dit een opstap geweest naar het toepassen van andere verbintenissen of beheerovereenkomsten.”
Een laatste studie betrof de impact van de PDPO II-maatregelen op biodiversiteit. Daaruit bleek dat één jaar intensief meten onvoldoende was om conclusies te trekken en het meetnet ook de komende jaren voorgezet moet worden. Peeters benadrukt dat dit monitoringnetwerk in de komende jaren verder ontwikkeld zal worden. “Dit echter vanuit het beleidsdomein Leefmilieu, in tegenstelling tot de afgelopen studie die gedragen werd door het Departement Landbouw en Visserij.”
Ten slotte kondigt Peeters nog aan dat hij vanaf 2012 opnieuw steun zal verlenen aan het inzaaien van groenbedekkers, als flankerend beleid bij het nieuwe mestactieplan. “Groenbedekking zorgt er immers voor dat de bodem meststoffen in de herfst- en winterperiode beter vasthoudt”, stelt hij. De steun zal ongeveer 4 miljoen euro bedragen, ditmaal niet geput uit het budget van pijler II maar van pijler I.