"Omgaan met groeiende maatschappelijke verwachtingen"
nieuwsTijdens hun driedaagse in België voor de informele landbouwraad, verkenden de EU-landbouwministers onder leiding van minister-president Kris Peeters de Vlaamse land- en tuinbouwsector. De ministers brachten onder meer een bezoek aan de Mechelse veilingen, waar VILT de gelegenheid had om enkele vragen te stellen aan Gerda Verburg, Nederlands minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Op de vergadering van dinsdag zullen de EU-landbouwministers het voorstel van Duitsland en Frankrijk bespreken omtrent de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Zijn er verschilpunten met de ‘houtkoolschets’ die u uittekende?
Gerda Verburg: Het streven naar een meer duurzame landbouw die maatschappelijke verwachtingen weet te implementeren en daarvoor vergoed wordt, is alvast gelijkaardig met het Nederlandse standpunt. Daarnaast herken ik in het Duits-Franse voorstel ook woorden als innovatie en competitief. Voorts lijken zij er evenzeer van overtuigd dat een GLB nodig is om gezond voedsel aan een redelijke prijs voor de consument te garanderen. Het Duits-Franse voorstel loopt niet gelijk met het Nederlandse standpunt over import uit derde landen. Ik ben van mening dat het opleggen van dezelfde kwaliteitseisen aan producten van buiten de EU, in de praktijk niet haalbaar is. Om niet vast te lopen met de wereldhandelsregels, vraag ik daarom in het wereldhandelsoverleg aan te dringen op een clausule die het tegenhouden aan de grens van zulke producten mogelijk maakt.
Hoe ziet u de inkomenssteun voor land- en tuinbouwers na 2013 evolueren?
Op de Europese koers voor het GLB na 2013 kan ik niet vooruitlopen want de onderhandelingen moeten nog goed en wel opgestart worden. Wat inkomenssteun uit het EU-budget betreft, zal ik verdedigen dat de hectarepremie aangepast moet worden. Rechtstreekse inkomenssteun blijft ook in de toekomst nodig, maar het zal het in een aangepaste vorm zijn met een basisbedrag uit pijler één en een extra vergoeding voor verduurzaming en maatschappelijke diensten. Wat niet wegneemt dat ook traditionele bedrijven nog voor inkomensondersteuning in aanmerking komen aangezien in het verleden bleek dat in crisistijden toeslagrechten een aanzienlijk deel uitmaken van het landbouwersinkomen. Een hernationalisatie van het GLB en de inkomenssteun is niet aan de orde aangezien het landbouwbeleid door een sterke EU moet verdedigd worden in het wereldhandelsoverleg.
Ondervinden landbouwers in Nederland, net zoals hun Vlaamse collega’s, een toenemende maatschappelijke druk van de verstedelijkte omgeving?
De discussie omtrent megastallen is alleszins flink opgelaaid in Nederland. Nochtans weet niemand vanaf welk aantal dieren de term megalandbouwbedrijf op zijn plaats is. Dergelijke stallen zitten zeker niet barstensvol dieren die in slechte omstandigheden gehouden worden. Dierenwelzijn is immers vaak een drijfveer voor het bouwen van ruime stallen en bij de bouw wordt vaak rekening gehouden met de toekomstige behoefte. Neemt niet weg dat de weerstand bij het publiek soms groot is, zodat het voor de sector nodig is om ‘de maatschappij een beetje binnen te halen’ en te tonen waar men mee bezig is. Dan beseffen burgers dat in Nederland nog steeds gezinnen aan het hoofd staan van landbouwbedrijven. Zij leiden hun bedrijf met passie en vakmanschap en willen tegemoet komen aan de maatschappelijke verwachtingen op voorwaarde dat ze daarvoor vergoed worden. Die openheid en verwevenheid met de omgeving, lijkt mij een betere optie dan het afzonderen van de omgeving en clusteren van landbouwbedrijven in zogenaamde ‘agroparken’, zeg maar industriezones voor de land- en tuinbouw.
Afgelopen zondag nodigde de Vlaamse land- en tuinbouwsector het publiek uit voor een kennismaking met dierlijke en plantaardige productie op de Dag van de Landbouw. Zijn er in Nederland gelijkaardige initiatieven om de kloof met de samenleving te verminderen?
In Nederland kennen we de ‘Week van de Smaak’, waarbij allerlei landbouwproducten in de kijker worden gezet en kinderen worden geleerd om van de gezonde en lekkere smaak van groenten en fruit te genieten. Zulke initiatieven bewijzen dus ook in Nederland hun nut. Consumenten eisen immers dat hun voedsel wordt geproduceerd met aandacht voor het milieu, de kwaliteit, de voedselveiligheid en het dierenwelzijn, maar eens in de supermarkt willen ze daar geen surplus voor betalen. Om te vermijden dat mensen steeds het goedkoopste product uit de winkelrekken kiezen, is een organisatie van de voedselketen nodig, van producent tot retailer. Er wordt ook een platform gecreëerd dat stap voor stap de vermarkting regelt.
Uit een studie van het onderzoeksinstituut LEI bleek dat voor duizenden Nederlandse landbouwbedrijven geen opvolger klaar staat. Voelen jongeren zich nog geroepen om te starten als land- of tuinbouwer?
Jonge ondernemers die starten in de land- en tuinbouwsector vinden daar zeker nog een interessante branche. Maar in de toekomst zullen jonge starters een bewuste keuze maken en verdwijnen de automatismen waarbij een bedrijf overging van vader op zoon. Een jonge ondernemer wordt nu immers gedwongen om na te denken over en te kiezen voor schaalvergroting, verbreding of zich richten op een nichemarkt. Dat jonge ondernemers bereid zijn om na een grondige overweging de stap te wagen, mag blijken uit het feit dat elk jaar massaal wordt ingetekend op de Nederlandse steunregeling voor jonge starters.