nieuws

OESO: "Landbouw in EU verder afstemmen op wereldmarkt"

nieuws
In het debat over de toekomst van het Europees landbouwbeleid heeft ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zijn visie gegeven. Kort samengevat pleit de OESO voor een competitieve landbouw die meer marktgericht produceert, duidelijke milieu- en andere doelstellingen opgelegd krijgt en zich beter indekt tegen marktrisico’s.
22 december 2011  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:03

In het debat over de toekomst van het Europees landbouwbeleid heeft ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zijn visie gegeven. Dat resulteerde in een boek van 184 bladzijden. Kort samengevat pleit de OESO voor een competitieve landbouw die meer marktgericht produceert, duidelijke milieu- en andere doelstellingen opgelegd krijgt en zich beter indekt tegen marktrisico’s.

De doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) werden vastgelegd in het Verdrag van Rome (1958). Oorspronkelijk was het beleid van de EU vooral gericht op het afschermen van de eigen markt en het ondersteunen van de prijzen voor landbouwproducten. In 1992 werd voor het eerst grondig gesleuteld aan het GLB. Ook bij de hervormingen die daarna volgden, werden inkomensverliezen bij de producenten - door het vrijgeven van markten en verminderen van prijsondersteuning - gecompenseerd door rechtstreekse inkomenssteun voor de landbouwers. In 2003 werd inkomenssteun losgekoppeld van productie. Een beleidskeuze die bij de zogenaamde ‘health check’ van het GLB in 2009 werd doorgetrokken.

Door de hervormingen van het GLB werden landbouwers verplicht om hun inkomen meer en meer uit de markt te halen. Tussen 1986 en 1988 bestond 39 procent van het Europese landbouwinkomen uit overheidssteun. In de periode 2008-2010 zakte het aandeel subsidies in het inkomen naar 22 procent. Dat is amper meer dan het gemiddelde van 20 procent in de OESO-landen. “De impact van subsidies op de landbouwproductie is in 2008 drie keer kleiner dan in 1986”, stelt OESO tevreden vast, “en ook het handelsverstorende effect verminderde.” De EU besteedde vorig jaar nog altijd 53 miljard euro aan de financiering van het GLB, wat overeenstemt met 45 procent van de totale uitgaven. Slechts één procent van de uitgaven in pijler 1 (marktordening, nvdr.) ging nog naar exportsubsidies.

Landbouwsubsidies loskoppelen van productie en aan grond verbinden, heeft geen onverdeeld positief effect gehad volgens OESO. “Landbouwers hebben hun productie beter afgestemd op de markt en de ontkoppeling kan door een meer extensieve landbouw ook positieve milieu-effecten genereren”, aldus het rapport, “maar tegelijk zijn er ongewenste neveneffecten zoals het wegvloeien van landbouwsubsidies naar grondeigenaars, het verhogen van de grondprijzen en het vertragen van structurele veranderingen.” Landbouw in regio’s met natuurlijke beperkingen krijgt het, ondanks specifieke steunmogelijkheden die voorzien worden na 2013, steeds moeilijker. Als voorbeeld geeft de OESO de melkveehouderij die zich na de afschaffing van de productiequota zal concentreren in de meest competitieve regio’s.

Op het inkomen van de landbouwers hebben alle veranderingen in het landbouwbeleid weinig invloed gehad. De OESO denkt dat vooral landbouwers in de nieuwe lidstaten een (positief) verschil gemerkt hebben aangezien de landbouwsubsidies voor een land dat toetreedt tot de EU tien jaar lang stelselmatig toenemen. Een eerlijke verdeling van subsidies tussen landbouwbedrijven was (in het verleden) nooit een doelstelling van het GLB. De analyse van de OESO stelt dan ook vast dat de 25 procent grootste bedrijven 74 procent van alle steun ontvangen.

Wat de impact van het GLB op het milieu betreft, wijst het rapport naast de extensivering door ontkoppeling van steun en productie ook op het positieve effect van de randvoorwaarden die sinds 2004 gerespecteerd moeten worden door alle Europese boeren en tuinders. Hierdoor nemen zij op al hun percelen een minimum aan milieumaatregelen in acht. De agromilieumaatregelen uit pijler twee van het GLB (plattelandsontwikkeling, nvdr.) dicht OESO een positief effect toe op de biodiversiteit en het landschap.

Gunstige effecten op bodem- en waterkwaliteit durft de organisatie niet claimen bij gebrek aan onderzoeksresultaten. Als de kwaliteit van het milieu verbeterd is dankzij het GLB, dan is dat vooral te danken aan een verminderd gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen, ruimere teeltrotaties, biolandbouw, groenbedekkers, akkers die omgezet worden in grasland en bufferstroken langs beken.

Met het oog op de hervorming van het GLB na 2013 adviseert de OESO om de resterende marktbelemmeringen uit de weg te ruimen. Dat betekent zoveel als het volledig openstellen van de Europese markt voor landbouwproducten uit derde landen in het kader van bilaterale handelsakkoorden en het overleg binnen de WTO. Het verhandelen van grond (verkopen en verpachten), productierechten en toeslagrechten moet volgens de OESO transparanter kunnen en zonder obstakels bij transacties tussen lidstaten.

Economisch dient de landbouwsector versterkt te worden door investeringen in innovatie en de introductie van risicobeheer op EU-niveau. Dat laatste betekent evenwel niet dat de beleidsmakers oplossingen mogen opdiepen uit de private dienstensfeer zoals contractlandbouw, verzekeringen of de termijnmarkten. Tot slot pleit de OESO voor het duidelijker omschrijven van de doelstellingen van het GLB. Dat geldt bijvoorbeeld voor de beoogde milieuprestaties van de landbouw, maar ook voor het faire inkomen dat moet weggelegd zijn voor de producenten.

Meer info: Evaluation of agricultural policy reforms in the EU

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek