"Interactie tussen onderzoek en praktijk kan nog beter"
nieuwsUit een recent Europees rapport blijkt dat de kennis- en innovatiesystemen in de landbouw in alle lidstaten voor dezelfde uitdaging staan, met name het verhogen van de productiviteit en duurzaamheid van de productie. Nog blijkt dat veel lidstaten het Vlaamse systeem met praktijkcentra, ILVO en universiteiten benijden. “Maar dat wil niet zeggen dat het niet beter kan”, stelt minister Peeters.
Zo verklaart Peeters naar aanleiding van een Parlementaire vraag van volksvertegenwoordiger Jos De Meyer (CD&V). Het Europese rapport , waaraan het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en het Departement Landbouw en Visserij meewerkten, wil vooral meer interactie tussen onderzoek, voorlichting, onderwijs en de sector. Dit opdat land- en tuinbouwers optimaal zouden ondersteund worden bij de implementatie van innovaties op hun bedrijf. Vlaanderen sluit zich daar volgens Peeters bij aan, omdat het gelooft dat die vernieuwingen er op hun beurt voor kunnen zorgen dat bedrijfsleiders ook in de toekomst hun productiviteit, duurzaamheid en concurrentiekracht kunnen behouden en verbeteren.
“In zekere zin scoort Vlaanderen al goed volgens het rapport. Andere lidstaten benijden immers ons systeem waarbij praktijkcentra erg dicht bij de land- en tuinbouwers staan, ILVO zowel toegepast als basisonderzoek uitvoert en de universiteiten zich concentreren op wetenschappelijk onderzoek”, stelt Peeters. Hij voegt daar echter meteen aan toe dat het nog beter kan. “Onder meer de link met het onderwijs zou beter uitgewerkt kunnen worden, en meer aandacht zou nog kunnen uitgaan naar de dierlijke sector. Daarom hebben we bijvoorbeeld besloten een kennisloket voor varkens op te richten.”
Wat de versnippering van onderzoek, voorlichting en onderwijs betreft, is Peeters eveneens hoopvol. “Op verschillende niveaus wordt al samengewerkt. Zo zijn alle actoren vertegenwoordigd in het Platform voor Landbouwonderzoek, het forum voor overleg tussen onderzoek en de sector. Verder wordt veel samengewerkt in de technische comités van de praktijkcentra en het raadgevend comité van ILVO, en ontstaat regelmatig samenwerking rond specifieke thema’s, zoals in het Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting.”
Het Europees Innovatiepartnerschap ‘Productieve en duurzame landbouw’, dat door de Europese Commissie wordt voorgesteld, vormt volgens Peeters echter een opportuniteit om de interactie in de toekomst nog te versterken. Hij zegt dan ook aan het Platform voor Landbouwonderzoek gevraagd te hebben om de ontwikkelingen daaromtrent op te volgen en tegen de zomer een advies te formuleren.
Over de uitvoering van het Vlaamse beleid omtrent onderzoek en innovatie stelt Peeters dat het Platform zich toch nog toe vooral heeft geconcentreerd op de organisatorische aspecten in het Witboek Landbouwonderzoek. Zo werd onder meer ingegaan op de mogelijkheden om beter in te spelen op Europese onderzoeksfinanciering. “De realisatie van de inhoudelijke thema’s is moeilijker op te volgen aangezien er geen budget werd gelinkt aan het witboek. Wel passen ILVO2020 en de laatste oproepen voor demonstratieprojecten rond duurzame landbouw volledig in dit kader. Ook wordt naar het witboek gekeken bij de evaluatie van de voorstellen voor het Programma Landbouwonderzoek en de Landbouw-trajecten van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT).”
Bij de evaluatie van onderzoek in Vlaanderen wordt verder nog gekeken naar relevantie voor de praktijk en het beleid. Bijna alle beleidsondersteunende onderzoeksprojecten van ILVO worden bovendien ontwikkeld op vraag van de sector, of worden op voorhand afgetoetst met partners uit de sector.
Ook IWT, een belangrijke financier van landbouwonderzoek, heeft volgens Peeters steeds meer oog voor praktijkrelevantie bij de goedkeuring van projecten. “Uit een portfolio-analyse van het Programma Landbouwonderzoek in 2011 bleek dat beroepsorganisaties regelmatig betrokken worden bij het opzetten van onderzoeksvoorstellen, maar dat de projecten nog niet overwegend vraaggestuurd zijn. Onder meer omwille van die resultaten, hervormde IWT vorig jaar zijn subsidies aan landbouwonderzoek naar ‘landbouwtrajecten’. Die hebben als doel om projecten te financieren die ontstaan vanuit een concrete probleemstelling in de praktijk of een vraaggedreven opportuniteit vanuit bedrijven. Op die manier wil IWT de doelgroep beter betrekken bij het onderzoek en ervoor zorgen dat de betrokken bedrijven baat hebben bij de resultaten en ze bijgevolg ook effectief toepassen. Deze aspecten worden dan ook meegenomen in de evaluatie van projectaanvragen.”