7 misverstanden over coöperaties
Reeks CoöperatiesCoöperaties, samen sterk? Dat klopt, maar toch bestaan er nogal wat misverstanden over wat een coöperatie precies is en doet. Tijd om grootste misverstanden uit de wereld te helpen.
In 2025 heeft de VN het Internationale Jaar van de Coöperaties uitgeroepen. Dit jaar draait om het belang van coöperaties: organisaties waarbij leden samenkomen om gezamenlijke doelen te bereiken. Coöperaties komen in veel verschillende sectoren voor, zoals landbouw, energie en zorg, en helpen om dingen duurzamer, eerlijker en efficiënter te maken. In Vlaanderen spelen coöperaties een grote rol in het samenwerken tussen boeren, consumenten en andere partijen. In deze artikelenreeks kijken we naar hoe coöperaties werken, wat ze opleveren en welke uitdagingen ze tegenkomen in Vlaanderen.
1. Elke CSA is een coöperatie
CSA’s, ofwel Community Supported Agriculture, worden vaak op één hoop gegooid met coöperaties. Logisch, want beide draaien om samenwerking tussen consumenten en producenten. Toch is een CSA niet per definitie een coöperatie. Bij een CSA kopen consumenten vooraf een aandeel van de oogst en krijgen ze daar versproducten voor in ruil. Dit gebeurt vaak in een losse, informele structuur. Bij een coöperatie zijn de leden gezamenlijk de eigenaar van de organisatie en hebben ze invloed op het bestuur. Coöperaties bieden dus meer mogelijkheden voor leden om mee te beslissen over de richting en het beleid van de organisatie.
2. Elke producentenorganisatie is een coöperatie
Producentenorganisaties (PO’s) en coöperaties worden vaak door elkaar gehaald, maar er zijn belangrijke verschillen. Beide zijn samenwerkingsverbanden voor landbouwers, maar de structuur van de organisatie is anders. Bij een PO werken de leden samen voor bijvoorbeeld gezamenlijke verkoop of inkoop, maar het belangrijkste verschil is dat de leden geen eigendom hebben van de organisatie. Dit betekent dat de leden geen zeggenschap hebben over het bestuur of de beslissingen van de organisatie, zoals wel het geval is bij een coöperatie. In een coöperatie zijn de leden gezamenlijk eigenaar van de organisatie en hebben ze invloed op de richting en het beleid.
Producentenorganisaties kunnen dus wel voordelen bieden, zoals een sterkere onderhandelingspositie en gezamenlijke marketing, maar de leden hebben geen democratische zeggenschap. Dit maakt de structuur van PO’s minder flexibel dan die van een coöperatie, waar leden gezamenlijk beslissingen nemen en het eigendom delen. In de praktijk werken PO’s dus wel samen voor de markten, maar zonder de eigendom en controle die typisch is voor een coöperatie.
PO’s kunnen financiële steun en subsidies ontvangen van de Europese Unie. Deze subsidies helpen hen om samen sterker te staan, bijvoorbeeld bij het verkopen of verwerken van producten. Zo kunnen ze meedoen aan steunprogramma’s zoals de Sectorale Interventie Groenten en Fruit (SIG&F), die hen helpt om duurzamer te produceren.
Deze subsidies zijn bedoeld om de positie van de landbouwers te verbeteren, bijvoorbeeld door hen te ondersteunen bij het investeren in duurzamere productiemethoden. Dit helpt producentenorganisaties om gezamenlijk efficiënter te werken en beter in de markt te staan. Het is dus een strategische keuze voor PO’s om deze subsidies te gebruiken om gezamenlijke doelen te behalen, zoals lagere kosten of betere producten.
3. Coöperaties zijn alleen voor gezamenlijke verkoop
Een veelvoorkomend idee is dat coöperaties enkel bestaan om producten gezamenlijk te verkopen. Maar vaak gaat het veel breder. Ze bieden hun leden ook voordelen zoals kennisdeling, gezamenlijke investeringen en het verbeteren van productieprocessen. Coöperaties kunnen bijvoorbeeld samen duurzame initiatieven opzetten, zoals het gebruik van biologische of milieuvriendelijke productiemethoden. Ze kunnen ook als platform dienen voor innovatie, waarbij leden gezamenlijk nieuwe producten ontwikkelen of technologieën delen die hen helpen om beter te concurreren.
4. Coöperaties ontstaan altijd uit problemen
Coöperaties worden vaak opgericht uit een noodzaak, bijvoorbeeld om een beter inkomen te genereren of om de positie van de leden te versterken in een moeilijke markt. Maar minstens zo vaak ontstaan ze uit een positieve ambitie: om lokaal voedsel beter op de kaart te zetten, duurzamer te werken of als groep sterker te staan tegen grote spelers. Kortom, een coöperatie kan zowel een reddingsboei als een springplank zijn.
5. Coöperaties zijn een garantie op succes
Hoewel coöperaties vaak voordelen bieden voor hun leden, betekent dit niet dat ze altijd succesvol zijn. Net als bij andere bedrijven kunnen coöperaties mislukken als ze niet goed worden beheerd, als er interne conflicten zijn of als de leden niet actief genoeg betrokken zijn. Het succes van een coöperatie hangt sterk af van de inzet van de leden, de kwaliteit van het bestuur en het vermogen van de coöperatie om zich aan te passen aan veranderingen in de markt. Coöperaties die goed functioneren, kunnen echter veel voordelen bieden, zoals lagere kosten door schaalvoordelen, gezamenlijke marketing, en een sterkere onderhandelingspositie.
6. Coöperaties zijn altijd kleinschalig
Wie denkt dat coöperaties altijd kleine, knusse groepjes zijn, heeft Arla, één van de grootste zuivelcoöperaties ter wereld, of Rabobank, nog niet ontmoet. Coöperaties kunnen dus ook internationaal opereren met duizenden leden. In sommige gevallen kan het voordelig zijn om als coöperatie op grotere schaal te werken, omdat het de leden in staat stelt om grotere markten te betreden en schaalvoordeel te realiseren. Maar groot of klein, het principe blijft hetzelfde: gezamenlijke eigendom en democratische besluitvorming.
7. Coöperaties kunnen niet concurreren met de markt
Een ander misverstand is dat coöperaties niet kunnen concurreren met reguliere bedrijven op de markt. Dit is niet waar. Coöperaties hebben vaak voordelen die hen net in staat stellen om concurrentieel te blijven, zoals gezamenlijke inkoop, lagere operationele kosten en betere toegang tot markten. Door samen te werken kunnen leden van een coöperatie betere prijzen bedingen, gezamenlijk investeren in innovatie, en zelfs duurzamer en efficiënter werken dan bedrijven die individueel opereren. Soms zijn ze dus niet alleen een alternatief, maar zelfs de sterkere optie.
