Wissel aan de top bij VBT, maar samen sterker blijft de rode draad
interviewBruggenbouwer, vurig verdediger van coöperaties en een goed luisteraar. Met deze woorden werd Rita Demaré uitgewuifd als voorzitter van het Verbond van Belgische Tuinbouwcoöperaties (VBT), een functie die ze 15 jaar lang met grote gedrevenheid op zich nam. Het zijn grote schoenen die Dirk Van den Plas, haar opvolger als voorzitter van VBT, moet vullen. VILT bracht de oude en de nieuwe voorzitter samen rond de tafel met de algemeen secretaris van VBT, Luc Vanoirbeek, om het te hebben over uitdagingen, bedreigingen, coöperaties en toekomstdromen.
Je was één van de eerste vrouwen in de raad van bestuur van een tuinbouwveiling, je was ook de eerste vrouwelijke voorzitter van REO en vervolgens van VBT. De eerste functie oefende je 20 jaar uit, voorzitter van VBT was je bijna 15 jaar lang. Daar bovenop was je ook tien jaar lang burgemeester van Hooglede. Waarom stop je nu met je veilingmandaten, Rita?
Rita Demaré: De statuten van REO bepalen dat op je 65ste je bestuursmandaten stoppen. Ik ben vandaag 62, maar een mandaat duurt zes jaar. Ik had gerust nog drie jaar kunnen verder doen, maar ik vond het beter om plaats te maken voor de jonge generatie die klaarstaat om verantwoordelijkheid op te nemen. En natuurlijk, als dat mandaat wegvalt, dan zet dat een domino in gang en vallen er ook andere mandaten weg, zoals dat van voorzitter van VBT. Ik wist dat toen ik de beslissing nam om te stoppen bij REO, maar het voelt toch vreemd. Voor het eerst in mijn leven ben ik gaan solliciteren en ik ben heel blij dat ik intussen gestart ben bij een adviesbureau. Dat ga ik combineren met de administratie van ons slabedrijf in Hooglede.
Dirk, jij neemt de fakkel over als voorzitter van VBT. Kan je jezelf eens voorstellen?
Dirk Van den Plas: In 1988 ben ik samen met mijn vrouw een tomatenbedrijf gestart. Doorheen de jaren zijn we beginnen samenwerken met collega’s op vlak van kennisdeling, samen aankopen, enz. en in 2008 heb ik samen met John Vermeiren en Tom Lefevre Hortipower opgericht, een tomatenbedrijf van 14,5 hectare. In 2023 hebben we een naburig bedrijf overgenomen, Vitapower, waar in vijf hectare serres tomaten worden geteeld. We werken onder de koepel van Tomeco dat ecologisch geteelde specialty tomaten verpakt en naar de markt brengt. Dat doen we via Coöperatie Hoogstraten, waar ik al sinds de jaren ’90 in het bestuur zit. Al ruim 18 jaar ben ik er ook voorzitter en in die hoedanigheid zetelde ik ook in de raad van bestuur van VBT. Nu neem ik het van Rita over als voorzitter van VBT.

Met zoveel bestuurservaring hebben jullie het veilinglandschap de afgelopen 20 tot 25 jaar enorm zien veranderen. Het aantal veilingen is zienderogen gedaald. Zitten er nog fusies in de pijplijn?
Rita Demaré: Er is inderdaad veel veranderd. Toen ik 2011 als voorzitter van VBT begon, telde onze organisatie nog elf leden en vandaag zijn het er zes. Maar tegelijk is de omzet wel gestegen van ongeveer 700.000 miljoen euro naar 1,255 miljard euro. Dat is ook logisch, want die veilingen zijn niet verdwenen, ze zijn gefusioneerd dus die omzet is niet weg. Meer zelfs, tussen 2018 en nu is de omzet met 35 procent gestegen. Dat is een mooi resultaat, maar ook broodnodig, want de kosten zijn eveneens gestegen.
Nieuwe fusies verwacht ik niet meteen, maar zeg nooit nooit, dat heb ik doorheen de jaren wel geleerd. Vandaag behoort 90 tot 95 procent van de groentetelers tot een coöperatie, in de fruitsector ligt dat percentage een pak lager: ongeveer 55 procent. Nochtans zien we dat telers zich in die sector ook gaan verenigen, maar dat gebeurt dan eerder rond een handelaar. Bij ons komt de sturing vanuit de producenten, maar hier vanuit een handelsbedrijf. Die dynamiek is niet hetzelfde, maar je kan je wel de vraag stellen of zij geen plaats verdienen binnen VBT, onder de vorm van een ander lidmaatschap.
De afgesprongen fusie tussen REO en Coöperatie Hoogstraten heeft ons doen beseffen dat elke coöperatie zijn eigenheid heeft. Het is niet slecht om die eigen accenten te behouden
Dirk Van den Plas: De afgesprongen fusie tussen REO en Coöperatie Hoogstraten heeft ons doen beseffen dat elke coöperatie zijn eigenheid heeft. Het is niet slecht om die eigen accenten te behouden. Door samen rond de tafel te zitten binnen VBT kunnen we elkaar ook scherp houden én samenwerken waar nodig.
Heeft dit de werking van VBT gewijzigd?
Dirk Van den Plas: Eigenlijk niet. En als het veranderd is, dan is het in de positieve zin. Er is meer samenwerking.
Rita Demaré: Als je met vier tot een vergelijk moet komen of je moet dat met elf, dat is een verschil natuurlijk. Belangrijk is dat je oog hebt voor de producent en dat je beseft dat je als coöperatie niet als concurrenten rond de tafel zit. Je moet weg van het kortetermijndenken en niet alleen met elkaar spreken, maar vooral ook luisteren naar elkaar. VBT wordt zeker niet overbodig en ik denk dat onze leden dat ook beseffen.
Luc Vanoirbeek: We gaan niet ontkennen dat die vraag op een bepaald moment wel naar boven is gekomen toen de coöperaties steeds groter werden. Maar de veilingen hebben al snel beseft dat het beter is om een aantal zaken uit te besteden. Zo spreekt VBT als één stem voor de Vlaamse tuinbouwcoöperaties en dat maakt dat je serieuzer wordt genomen dan wanneer je bijvoorbeeld met drie verschillende stemmen spreekt.
Naast VBT heb je ook nog LAVA. Hoe verhouden beiden zich tot elkaar?
Luc Vanoirbeek: De ontstaansgeschiedenis is helemaal verschillend. Waar VBT in 1991 gestart is met als belangrijkste opdracht belangenverdediging, is LAVA pas later ontstaan, rond 1999.LAVA focust zich eerder op praktische opdrachten zoals de opvolging van specifieke opdrachten van de commercialisatie en de coördinatie van de operationele programma’s van de GMO voor de aangesloten producentenorganisaties. Door de toenemende fusies werd de nood aan twee aparte organisaties steeds meer in vraag gesteld. In 2019 hebben we al beslist om LAVA te huisvesten in Leuven bij VBT en momenteel werken we aan concrete fusieplannen. Dat is een logische stap in ons streven naar meer efficiëntie, want we zitten al in hetzelfde kantoor en onze raden van bestuur lopen gelijk. We verwachten dat proces in de loop van volgend jaar rond te hebben, want juridisch zijn er toch wat moeilijkheden. Een coöperatie en een vzw voeg je niet zomaar samen.

We vieren dit jaar het Jaar van de Coöperatie. De tuinbouwsector in Vlaanderen is zowat het symbool van het coöperatief ondernemen. Welke meerwaarde biedt deze vorm van ondernemen volgens jullie voor de tuinbouwsector in Vlaanderen?
Luc Vanoirbeek: De essentie van een coöperatie is dingen samen doen. Het bedrijfsleven doet geen zaken samen met de boeren, wij doen dat wel. Zo kunnen we bepaalde investeringen doen die je als individuele teler niet kan doen, denk aan een vacuümkoeler, investeren in de zoektocht naar nieuwe variëteiten, exportpromotie, enz. Een aanzienlijk deel procent van de GMO-gelden gaat rechtstreeks of onrechtstreeks naar de producenten. En de rest wordt gebruikt om een performantere coöperatie te bouwen wat ook ten goede komt aan de telers.
De groente- en fruitsector heeft echt wel coöperaties nodig. We kunnen niet zonder, ook al ben je als teler groot of zelfs heel groot
Rita Demaré: De groente- en fruitsector heeft echt wel coöperaties nodig. We kunnen niet zonder, ook al ben je als teler groot of zelfs heel groot. Maar je moet als coöperatie wel scherp blijven. Je moet leiderschap tonen, luisteren naar je leden en goed communiceren.
Dirk Van den Plas: Je moet vooral zien dat je als coöperatie mee evolueert dus de veranderingen zien aankomen en ze eventueel zelfs voor zijn.

Is het altijd evident om de individuele teler van het nut ervan te overtuigen?
Rita Demaré: Dat is het zeker niet. Je moet enerzijds goed luisteren naar de telers, je mag als coöperatie hun zorgen niet vanuit de hoogte benaderen. En anderzijds moet je er ook voor zorgen dat je goed uitlegt wat je doet en waarom. Een perfect product kan iedereen verkopen, maar het onderscheid als coöperatie maak je vooral wanneer je een minder perfect product wil verkopen.
Dirk Van den Plas: Communicatie is inderdaad heel belangrijk. Telers weten inderdaad niet altijd wat er allemaal gebeurt, zeker niet op het niveau van VBT. Het is een steeds terugkerende opdracht om die informatie tot bij de telers te krijgen.

De omzet van coöperaties onder VBT is op vijf jaar tijd met 16 procent gestegen. Is dit enkel toe te schrijven aan inflatie of zit er ook groei in de sector?
Luc Vanoirbeek: Jaar na jaar hebben we inderdaad een hogere omzet gerealiseerd. Enkel 2022 vormt een uitzondering. De Oekraïnecrisis en de hoge energieprijzen hebben ervoor gezorgd dat sommige serres toen leeg zijn gebleven.
Eigenlijk gaat het niet altijd om groei in volume. In 2024 is het volume bijvoorbeeld gedaald, maar is de omzet wel gestegen dus waren de prijzen gemiddeld hoger. Ik denk dat we kunnen zeggen dat het volume globaal genomen misschien wel wat is teruggelopen, maar dan zie je bijvoorbeeld bij tomaten dat we volop de verschuiving hebben gemaakt van losse tomaten en trostomaten naar specialties. Het volume van die specialiteiten is misschien wel een stuk lager, maar de prijsvorming is vaak heel wat beter. En natuurlijk heb je ook de weersinvloeden. Al speelt bij ons de factor licht een grotere rol. Bij slecht en donker weer ligt de opbrengst lager. Tegelijk hebben onze coöperaties ook meer buitenlandse telers aangetrokken die bij ons komen verkopen.
Dirk Van den Plas: En dat is op zich ook geen ramp, want dat product is er toch. Het voordeel is dat we zelf de regie in handen houden.

REO Veiling noteert stijgende jaaromzet ondanks lagere aanvoer
30 december 2024De klimaatverandering baart landbouwers grote zorgen, denk maar aan de droge periode van de afgelopen maanden. Geldt dit ook voor tuinbouwers, en meer bepaald voor glastuinbouwers?
Luc Vanoirbeek: Ik zie vandaag drie grote uitdagingen voor onze sector: water, energie en gewasbescherming. Water hebben we voldoende in ons land, maar het komt ongelegen. De periodes van droogte worden langer en de periodes van regen intenser. We zijn volop met wateropvang bezig, maar die evolutie moet versneld worden. Het grote probleem vandaag zijn vergunningen. Je moet maar eens proberen om een gat in de grond te maken om water op te vangen…
Energie is de tweede uitdaging, zeker voor onze glastuinbouwers. Wie werken vandaag nog altijd met fossiele brandstoffen. Met onze wkk’s zijn we netto-energieproducent, maar we hebben nog steeds gas nodig. Meer nog, onze glastuinbouwers laten hun wkk’s vandaag ook draaien om de stabiliteit van het netwerk te garanderen. Door meer te mikken op hernieuwbare energie wordt de plaatsing op het net veel volatieler. De energie geproduceerd door wkk’s helpt dat te overbruggen.
Dirk Van den Plas: De overgang voor glastuinbouw naar puur hernieuwbare energie blijft een moeilijk verhaal. Er wordt wel gezocht naar oplossingen, maar evident is het niet omdat je al gauw over grote investeringen spreekt. Er zijn bijvoorbeeld kansen voor geothermie, maar garanties bij het boren hebt je niet. In Nederland krijgen glastuinbouwers daarvoor steun van de overheid, bij ons niet.
Vandaag duurt het veel te lang vooral biologische gewasbeschermingsmiddelen goedgekeurd worden. Als die procedure niet versneld wordt, terwijl dit in andere werelddelen wel gebeurt, zullen we achterop geraken
Gewasbescherming was de derde grote uitdaging?
Luc Vanoirbeek: Ik zie het zelfs als het grootste probleem waar de tuinbouwsector tegenaan loopt. Daar zien we twee tegengestelde evoluties. Enerzijds zien we meer ziektedruk door de klimaatverandering en anderzijds worden we meer en meer geconfronteerd met stoffen die niet meer toegelaten zijn. Begrijp me niet verkeerd, we zijn niet tegen regels, maar vanuit VBT zijn we van mening dat er zonder alternatief geen verbod kan komen. Vandaag duurt het veel te lang vooral biologische of biogebaseerde gewasbeschermingsmiddelen goedgekeurd worden. Als die procedure niet versneld wordt, terwijl dit in andere werelddelen wel gebeurt, zullen we achterop geraken.
Rita Demaré: Ik zou daar graag nog een vierde component aan toevoegen: grond. We zien meer en meer dat grond wordt opgekocht om bos op te planten zodat bedrijven kunnen voldoen aan de Europese duurzaamheidsverplichtingen. Waar is men mee bezig zeg, goeie landbouwgrond? Of de grond wordt gekocht door grootgrondbezitters of zelfs door onze afnemers. Die willen dan een partnerschap aangaan met boeren, maar hoe vrij ben je dan? Eerlijk gezegd ben ik dan veel liever lid van een coöperatie.
Maakt de klimaatverandering tuinbouw in onze contreien in de toekomst moeilijk tot bijna onmogelijk? Of kan het ook een opportuniteit zijn, gezien de impact van de klimaatverandering in de meer zuidelijke Europese landen?
Luc Vanoirbeek: We zitten in de meest vruchtbare streek van Europa met een gematigd klimaat. Het klopt dat ook wij de weersextremen zullen voelen, maar als ik het vergelijk met andere streken… in Noord-Italië verdwijnen teelten, zoals de kiwiteelt en de perenteelt. Ook in Spanje lopen de temperaturen vaak zo hoog op dat bepaalde teelten praktisch onmogelijk worden. Met de nodige technologie zullen ze daar wel nog het één en ander kunnen doen, maar dat geeft ons wel mogelijkheden.
Hoe zit het met de vergunningen in de glastuinbouwsector? Komen tuinders ook in de knoei met de stikstofwetgeving?
Dirk Van den Plas: Vandaag is ‘not in my backyard’ een groter probleem voor de glastuinbouw dan stikstof. Natuurlijk, dat is de situatie vandaag. Hoe alles rond stikstof verder gaat evolueren en wat de invloed daarvan gaat zijn op vergunningsverlening, kunnen we op dit moment eigenlijk nog niet goed inschatten.

Hoe kijkt VBT naar de rol van Europa? Wegen de middelen van de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) op tegen de strengere regels rond duurzaamheid, enz.?
Rita Demaré: Absoluut. Je moet met die GMO-gelden natuurlijk zeer bewust omgaan, maar moesten we die middelen niet hebben, dan zouden we onze telers een hogere commissie moeten vragen.
Luc Vanoirbeek: Je moet dat hele GMO-gebeuren in zijn context bekijken. Europa is met GMO gestart om het aanbod te concentreren. Gaan onze telers allemaal verspreid naar de markt, dan verliezen ze sowieso. Na verloop van tijd is daar de crisisaanpak bijgekomen. Die laat ons bijvoorbeeld toe om de helft van de hagelverzekering te betalen die telers afsluiten. Maar sinds twee jaar moet 15 procent van onze programma's ook naar milieuvriendelijke maatregelen gaat. Daarnaast gaat twee procent van het budget ook naar onderzoek waardoor we ervoor zorgen dat de tuinbouw verder evolueert in een maatschappelijk wenselijke richting.
Soms hoor je telers wel eens zeggen dat ze niet veel merken van die GMO-gelden, dat vooral de veilingen ervan profiteren…
Dirk Van den Plas: Dat hoor je inderdaad wel eens. Maar wat is de veiling? Dat is toch het verlengstuk van wat de producenten doen?
Luc Vanoirbeek: Is het je al opgevallen dat er merkelijk meer proeftuinen zijn die zich focussen op groenten en fruit? Juist omdat die ondersteund worden vanuit de GMO-gelden. Neem die weg en je zal veel minder innovatie hebben in onze sector.

Waar verwachten jullie dat de sector over 20 jaar staat?
Dirk Van den Plas: De schaalvergroting zal zich verder doorzetten. Dat zal nodig zijn om innovatief te blijven en om de nodige investeringen te kunnen verantwoorden. Want hoewel ik het gevoel heb dat de opvolging in onze sector misschien wel iets vlotter gaat, kan je er niet om heen dat het aantal tuinbouwers alleen maar zal dalen.
Luc Vanoirbeek: Dat is inderdaad een algemene tendens en ik heb ook wel de indruk dat de opvolging in de tuinbouw iets beter gaat. Uit onderzoek blijkt dat dit een gevolg kan zijn van de betere inkomensvorming in onze sector in vergelijking met de rest van de landbouwsector. Bovendien treedt de vervennootschappelijking in de tuinbouw veel sterker op. Daardoor kunnen jonge mensen in het bedrijf stappen door aandelen over te nemen. Ze moeten dat niet meteen in één keer doen, ze kunnen erin groeien. En dus zie je ook vaker dat niet de kinderen het overnemen, maar externen of personeelsleden.
Dirk Van den Plas: Ons bedrijf is daar een voorbeeld van. We zijn gestart met drie, maar één van ons wou er op een bepaald moment uitstappen. Dat is ook gebeurd zonder dat de continuïteit van het bedrijf in gevaar is gekomen. En als ik straks uit het bedrijf stap, zal het bedrijf ook verder blijven draaien, terwijl mijn kinderen mijn aandelen niet zullen overnemen. Bij landbouwbedrijven is dat vaak veel moeilijker omdat er zo veel kapitaal in grond zit.
Rita, tot slot, wat vind je jouw mooiste verwezenlijking als voorzitter van VBT?
Rita Demaré: Ik denk dat het duidelijk is dat ik geen verwezenlijkingen heb alleen. Je kan niets alleen. Je kan wel het samenwerken bevorderen en dat heb ik wel in positieve zin zien evolueren. Tegelijk moet je als voorzitter je onafhankelijkheid bewaken. Ook al zat ik namens REO in de raad van bestuur van VBT, eens je voorzitter bent, spreek je voor iedereen.
Dirk Van den Plas: Ik denk dat het wel benadrukt mag worden dat Rita dat bijzonder goed gedaan heeft. Ik zal mij tijdens mijn voorzitterschap dan ook inspannen om de lijn die Rita heeft uitgezet, verder door te trekken. Tegelijk vind ik het ook belangrijk dat we oog hebben voor wat de toekomst brengt en dat we daar op tijd inspelen. Als we daarin slagen, zal dit de samenwerking alleen maar bestendigen en zelfs versterken.

Bron: Eigen berichtgeving