Zijn veemarkten overbodig of voorbijgestreefd?
nieuwsVan den Broeck wijst er andermaal op dat het sensatiegehalte van de getoonde beelden niet strookt met de dagelijkse realiteit. Hij heeft er geen problemen mee dat de lidstaten en de EU ondertussen het toezicht op de veemarkten verscherpten. Wel moet volgens hem vermeden worden dat de politiek onder invloed van de publieke opinie beslissingen neemt die achteraf onjuist blijken te zijn.
Van den Broeck zinspeelt hiermee op de vraag vanuit de samenleving of de veemarkten eigenlijk niet overbodig of voorbijgestreefd zouden zijn. Ogenschijnlijk leveren de veemarkten geen voordeel op voor de consumenten op het vlak van prijs of kwaliteit. Bovendien zorgen veemarkten voor bijkomend transport van dieren en verhogen ze de kans op de overdracht en verspreiding van virale infecties zoals MKZ. Waarvoor dienen de veemarkten dan wel?
Er zijn nog negen veemarkten in België. De laatste twintig jaar verdwenen er twee van het toneel, met name de veemarkten van Gent en Antwerpen. In totaal werden in 2000 ongeveer een half miljoen dieren op de veemarkten verhandeld.
In de loop van de laatste twintig jaar is het aantal aangeboden dieren op de veemarkten met 37 procent gedaald. De grootste daling deed zich voor in de periode 1980-1990 met 29 procent, terwijl in de periode 1990-2000 de daling 14 procent bedroeg.
Veemarkten zijn in hoofdzaak rundveemarkten. Er is één paardenmarkt (Anderlecht) en kalveren, schapen en geiten zijn nauwelijks van enige betekenis op veemarkten. Voor pluimvee en varkens zijn er geen markten meer waarbij de prijs vrij wordt bepaald door verkoper en koper in functie van het aanbod.
De laatste drie jaar is de aanvoer op de rundveemarkten gestabiliseerd. Maar nieuwe onweerswolken pakten zich samen boven de markten. Door de recente gebeurtenissen inzake dierenwelzijn en door het opduiken van BSE en MKZ is de sector van veemarkten, veehandelaars en vervoerders onder zware druk komen te staan. De nieuwe opgelegde reglementering worden door niemand betwist, maar betekenen uiteraard zware investeringsverplichtingen.
In binnen- en buitenland zoeken de directies van de veemarkten naar oplossingen voor de sterk gestegen kostprijs die de uitbating van een veemarkt met zich meebrengt. Een mogelijkheid bestaat in de diversificatie in het gebruik van de bestaande infrastructuur. Omdat de meeste veemarkten meestal één en soms tweemaal per week plaatsvinden zou de infrastructuur gedurende de resterende tijd gebruikt kunnen worden als parking of voor het organiseren van jaarbeurzen, biomarkten, sportevenementen of voor het verkopen van tweedehandswagens, landbouwmachines, etc.
Tegelijkertijd is de tendens naar nieuwe verkoopstechnieken onmiskenbaar. De vervanging van de markt in zijn huidige vorm is echter een zeer geleidelijk proces en de markten zullen nog vele jaren nodig zijn voor het verhandelen van vooral reformkoeien, mager vee en vaarzen die als levend vee of vlees bestemd zijn voor de export.
Anderzijds houdt de rundveesector graag vast aan een verzamelplaats voor runderen. Dit mechanisme garandeert een vrije prijsvorming tussen koper en verkoper. De verticale integratie in de kalver-, varkens- en pluimveesector heeft in deze sectoren de vrije prijsvorming uitgeschakeld. Deze niet-grondgebonden sectoren met minder talrijke maar grotere eenheden zijn zo kapitaalintensief geworden dat de financiering van de activa en het bedrijfskapitaal voor de individuele boer nauwelijk nog haalbaar is.
Een ogenschijnlijk alternatief voor de geconcentreerde veemarkten is de decentralisering op initiatief van inventieve veehandelaars. Maar Van den Broeck is hierover zeer sceptisch: "Hoe gaat de overheid in dat geval toezicht houden. Wat het dierenwelzijn betreft, zal het transport inderdaad korter zijn. Maar anderzijds zullen er meer ongevallen gebeuren omdat de verkoopplaatsen niet uitgerust zullen zijn met de nodige infrastructuur om een veemarkt op een diervriendelijke wijze te laten verlopen".
Als besluit stelt Van den Broecke dat nieuwe communicatiemiddelen en een wijzigend distributiepatroon van de voedingsmiddelen de veemarkten nog niet zo snel overbodig zullen maken. "De veemarkten zullen nog jaren een noodzakelijke tussenschakel vormen in de vleessector, zowel om wille van sociaal-economische redenen als om wille van de controle op dierenwelzijn", aldus Van den Broecke.
Bron: Landbouwleven