Wisselend succes overheidsingrijpen in voedselprijzen
nieuwsOpkomende economieën zijn er tussen 2006 en 2008 niet altijd in geslaagd om met beleidsmaatregelen de gevolgen van de snelle prijsstijgingen voor landbouwproducten in te perken. China was met een mix van exportbeperkende en importbevorderende maatregelen voor tarwe, maïs en rijst het meest succesvol. Dat schrijft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in een analyse.
Tussen 2006 en 2008 zijn de wereldmarktprijzen voor tarwe, maïs en sojabonen meer dan verdubbeld. Dit leidde in een serie landen tot grote instabiliteit: voedsel werd voor bepaalde klassen in de maatschappij onbetaalbaar. Acht van de tien grote opkomende economieën namen vanwege sterke prijsstijgingen tussen 2006 en 2008 maatregelen om de binnenlandse consumentenprijs te verlagen.
Brazilië, China, India, Indonesië, Rusland en Vietnam maakten de import van bepaalde grondstoffen goedkoper door tarieven te verlagen, waardoor boeren niet optimaal profiteerden van de prijsstijgingen. Chili en Zuid-Afrika deden dit niet en boeren in deze landen profiteerden het meest van de prijsstijgingen. Argentinië verlaagde de importtarieven niet, maar verhoogde wel de exportbelasting, en schafte voor bepaalde producten het exportondersteunend beleid af. Op korte termijn is hierdoor de graanprijs minder gestegen dan op de wereldmarkt, maar op de langere termijn haakten boeren af en daalde de productie zodat met enige vertraging hogere prijzen het gevolg waren.
De maatregelen die India trof, waren het duurst. Het Zuid-Aziatische land voorzag voeding van een flinke subsidie, wat de overheid 20 procent van de belastinginkomsten kostte. Dit geld heeft sociaal de vrede helpen bewaren, maar had volgens de OESO-analyse anders aan meer productieve doeleinden kunnen worden uitgegeven.
Meer info: Development Dimensions of High Food Prices
Bron: Agrarisch Dagblad