Verstoren exportsubsidies Afrikaanse lokale markt?

nieuws
In MO* wordt een boompje opgezet over subsidies die de export van pluimvee en vleeswaren moeten ondersteunen. Van rechtstreekse tegemoetkoming in de exportprijs is geen sprake meer, maar de vraag of ook middelen bestemd voor exportpromotie verantwoord zijn in tijden van sterke immigratiestromen vanuit Afrika is relevant. “Exportpromotie is niet concurrentieverstorend”, beweert Boerenbond. “Het blijft een vorm van dumping”, klinkt het bij Oxfam-Solidariteit.
23 januari 2018  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:43
Lees meer over:

In MO* wordt een boompje opgezet over subsidies die de export van pluimvee en vleeswaren moeten ondersteunen. Van rechtstreekse tegemoetkoming in de exportprijs is geen sprake meer, maar de vraag of ook middelen bestemd voor exportpromotie verantwoord zijn in tijden van sterke immigratiestromen vanuit Afrika is relevant. “Exportpromotie is niet concurrentieverstorend”, beweert Boerenbond. “Het blijft een vorm van dumping”, klinkt het bij Oxfam-Solidariteit. 

In zijn begroting voorziet het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserij Marketing (VLAM) voor het EU-programma Afrika pluimvee en vleeswaren voor dit jaar 519.745 euro, waarvan 80 procent gefinancierd wordt door Europa. “Die middelen kunnen ingezet worden voor kosten gemaakt voor het deelnemen aan handelsbeurzen of allerlei andere vormen van promotie van de Vlaamse landbouwproducten in Afrika,” verduidelijkt Dirk Vanderhaegen van het Departement Landbouw en Visserij.

Waarover gaat het dan concreet? In 2016 voerde België bijvoorbeeld voor meer dan 15.000 ton kippenvlees uit naar de Democratische Republiek Congo of ruim 8.000 ton naar Ghana. Ook van slachtafval van kippen of vleesbereidingen gaan vele tonnen richting beide landen. Daarbij wordt de vraag gesteld of het verstandig is dat een machtig handelsblok als de EU zijn landbouwers ondersteunt om de Afrikaanse landbouwmarkten te veroveren als je weet dat Afrikaanse boeren doorgaans niet op overheidssteun kunnen rekenen en een heel groot deel van de Afrikaanse bevolking actief is in de landbouwsector.

“De middelen voor exportpromotie hebben geen invloed op prijs of de beschikbaarheid van producten op de markt in tegenstelling tot de vroegere exportsubsidies of de door andere handelsblokken gebruikte alternatieven als daar zijn: niet-marktconform aangekochte voedselhulp (VS) of handel via exportagentschappen (Canada, Oceanië)”, zo reageert Peter Van Bossuyt van Boerenbond. “Deze steun voor de exportpromotie is louter gericht op bekendheid en het uitbouwen van contacten, niet op de operationele kosten van de uiteindelijke commerciële handel, laat staan op de prijs of de hoeveelheid van het aangeboden product.”

“Exportpromotie zoals Europees ondersteund en uitgewerkt door VLAM is niet concurrentieverstorend en dit wordt ook als dusdanig erkend door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) die deze vorm van overheidssteun als behorend tot de zogenaamde 'groene doos' beschouwt, in tegenstelling tot exportsubsidies of andere vormen van steun aan de export”, zo besluit hij. Thierry Kesteloot van Oxfam-Solidariteit erkent dat dit soort subsidies volgens de WTO toegelaten is. Toch noemt hij ook deze toegelaten groene doosmaatregelen een vorm van dumping.

“Ze komen bovenop de directe inkomenssteun of investeringssteun die bij de WTO als niet/nauwelijks handelsverstorend wordt gezien, maar het feitelijk mogelijk maken om uit te voeren onder de productiekostprijs”, aldus Kesteloot. “Dit gebeurt ook voor melk, tarwe, … naar diezelfde landen. De Franse landbouweconoom Jacques Berthelot berekende dat dit voor 2016 toeliet om de melk 20,8 procent onder de kostprijs en de tarwe 34.4 procent onder de kostprijs te verkopen. Aan de andere kant werd bij de invoerende ontwikkelingslanden liberalisering van handel doorgeduwd en zijn de importheffingen in bijvoorbeeld West-Afrika beperkt tot 5 procent voor magere melkpoeder en tarwe. Hoe moeten die landen dan een sterke eigen landbouw uitbouwen?”

Van Bossuyt wijst erop dat Boerenbond er consequent voor pleit dat landen zelf in hun voedsel voorzien maar dat handel kan als het eerlijk gebeurt, en om tekorten en overschotten uit te wisselen. “Op allerlei manieren proberen wij bij te dragen tot de uitbouw van een sterke boerenstand in ontwikkelingslanden”, aldus Van Bossuyt. “Desondanks zijn de mogelijkheden van heel wat lokale boeren in ontwikkelingslanden om de markt te bedienen zeer beperkt. Bovendien wil de Belgische consument vooral de edele delen van een kip: kippenborst en in mindere mate kippenbil. Met de overige delen kan men twee dingen doen: ze exporteren naar die gebieden waar er wel vraag naar is of ze laten vernietigen in het vilbeluik van Denderleeuw en een flinke bijdrage leveren tot de voedselverliezen.” 

Bron: MO*

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek