Verduurzamingsstrategie Dossche Mills zet de deur op een verdere kier voor Vlaamse baktarwe
interviewMet Dossche Mills huisvest Vlaanderen één van de grootste maalderijen van Europa. Het familiebedrijf, dat zijn tarwe vooral uit Duitsland en Frankrijk haalt en er bloem van maakt, zet in op een verduurzaming van de teelt. Dit zou de deur voor Vlaamse baktarwe verder kunnen openen. “Maar we moeten realistisch zijn: het gros van de tarwe zal nog steeds uit de buurlanden komen", vertelt zaakvoerder Kristof Dossche. In een interview met VILT laat hij, samen met duurzaamheidsmanager Laura Jonckheere, zijn licht schijnen over de toekomst van de graanteelt en broodconsumptie.
Terwijl de bloemzakken voor het rapen liggen, is het in de Dossche Mills Academy in Deinze even zoeken naar wat graan voor een fotoshoot. “Dit is ons hoofdkantoor en hier bevindt zich onze academy waar we opleidingen voor onze klanten-bakkers organiseren en onderzoek doen naar nieuwe producten”, verklaart Kristof Dossche, vijfde generatie en zaakvoerder van het gelijknamige familiebedrijf Dossche Mills.
In andere vestigingen van het Vlaamse familiebedrijf neemt tarwe wel degelijk een centrale rol in. Het vormt het essentiële basisingrediënt voor bloem, het belangrijkste product van Dossche Mills. Die bloem verkoopt het aan bakkerijen en de voedingsmiddelenbedrijven. Jaarlijks wordt er zo’n miljoen ton tarwe vermalen in vier sites in Vlaanderen en Nederland.
Kunt u wat vertellen over uw bedrijf?
Kristof Dossche: “Dossche Mills is onderdeel van de Dossche Group dat verder bestaat uit Gourmand Pastries (fabrikant van afbakbroodjes) en Mexma Food (producent van tortilla’s). Wij zijn een familiebedrijf met een geschiedenis van meer dan 150 jaar. Wij hebben 400 werknemers op de loonlijst in de Benelux, de moederholding 800. Onze tarwe komt uit Duitsland (60%), Frankrijk (30%) en in beperkte mate uit Nederland en België (minder dan 10%). Dat vermalen wij in Nederland en Vlaanderen. Ons meel gaat vervolgens naar ambachtelijke en industriële bakkerijen, maar ook naar koekjesfabrieken, pizzabedrijven en andere verwerkende industrieën in de Benelux, West-Duitsland, Noord-Frankrijk en naar Engeland.”
Waarom ligt het Vlaams-Nederlandse aandeel zo laag? Is dat ooit anders geweest?
Dossche: “Boeren geven in onze regio traditioneel de voorkeur aan de teelt van veevoedertarwe, tarwe met een lager eiwitgehalte. De norm voor baktarwe is 11 tot 15 procent. Door het lage eiwitgehalte is de Vlaamse tarwe minder geschikt voor broodproducten. Deze keuze van onze boeren heeft veel te maken met verhouding van de kosten en opbrengsten. De teelt van baktarwe vereist meer input van meststoffen en moet aan strengere voedings- en kwaliteitsnormen voldoen. Deze extra kosten wegen vaak niet op tegen de beperkte extra vergoeding voor baktarwe.”
Daar hebben Duitse en Franse telers toch ook mee te maken?
Dossche: “Het Duitse en Franse landklimaat, met de koude winters en warme zomers, leent zich beter voor de teelt van baktarwe met hogere eiwitgehaltes."
Zou een Vlaamse teelt niet duurzamer zijn?
Laura Jonckheere: “Het is een foute veronderstelling om lokale productie altijd als duurzamer te percipiëren. Wat is bovendien lokaal? Onze tarwe komt veelal binnen een straal van 600 kilometer van onze sites. Het wordt per zeeschip, binnenvaartschip of per spoor aangevoerd bij onze maalderijen. De CO2-uitstoot die bij dat transport vrijkomt, is veel minder groot dan het vervoer van Vlaamse graan per vrachtwagen naar onze sites.”
Wat speelt er in uw markt?
Dossche: “Op dit moment is er een grote drang naar verduurzaming. Afnemers hechten steeds meer belang aan duurzame bloem met een lage CO2-afdruk. Deze vraag wordt deels ook door de overheid aangewakkerd. Zo moeten grote bedrijven – en in de toekomst ook kleinere bedrijven – voldoen aan de Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD), waarbij ze een rapport moeten uitbrengen waarin ze hun streven naar verduurzaming toelichten. Klanten en ook banken voor eventuele kredietverstrekking zullen naar deze rapportage kijken. Wij moeten deze CSRD-rapportage al voeren. Ons streven is om tegen 2030 een CO2-reductie van 50 procent te realiseren.”
Hoe is dat mogelijk?
Jonckheere: “Daarvoor kijken we naar onze interne operaties, maar vooral ook naar de graanteelt. De productie van graan door de akkerbouwers vertolkt 85 procent van de CO2-afdruk van ons product. Om de CO2-reductie terug te brengen, hebben we vorig jaar ons Terah-programma gelanceerd. Boeren worden hierin gestimuleerd door extra vergoedingen om duurzaamheidsinspanningen te leveren. Op deze manier hebben we vorig jaar 10.000 ton baktarwe geoogst met 25 procent minder CO2-uitstoot. De komende jaren willen we het geoogste tonnage verhogen en de CO2-reductie opvoeren naar 50 procent.”
Welke maatregelen treffen de boeren?
Jonckheere: “Onze vergoedingen lopen via de coöperaties waar graanboeren bij aangesloten zijn. In contracten worden de duurzaamheidsinspanningen vastgelegd en boeren houden hierover een administratie bij. Eén van de maatregelen is bijvoorbeeld het toedienen van groene meststoffen, meststoffen die met hernieuwbare bronnen tot stand zijn gekomen. Ook maatregelen om de bodemstructuur te verbeteren en koolstof op te slaan worden vergoed.”
Is er veel interesse onder de boeren?
Jonckheere: “Wij hebben geen problemen om kandidaat-boeren te vinden. Dat is ook niet vreemd. Het mes snijdt aan twee kanten. Maatregelen die de duurzaamheid en ook bodemkwaliteit ten goede komen, worden vergoed en hierdoor neemt de kwaliteit van de grond automatisch toe. In ons eerste jaar hebben we bovendien gemerkt dat de opbrengst niet gebukt gaat onder duurzaamheidsmaatregelen.”
Is er ook interesse van Vlaamse boeren?
Jonckheere: “Momenteel doen er een beperkt aantal Belgische (vooral Waalse, red.) en Nederlandse boeren mee, maar wij zien wel degelijk mogelijkheden. Om kwaliteitsvolle baktarwe op Vlaamse bodem te telen, worden er in het Terah-programma specifieke baktarwerassen opgenomen. Hierdoor kan het aandeel Vlaamse baktarwe op termijn groeien, maar laat ik realistisch zijn: ook in de toekomst zal het gros van onze tarwe uit het buitenland komen, waar het klimaat beter geschikt is voor de teelt van eiwitrijke rassen.”
Heeft u zorgen over de beschikbaarheid van tarwe dit seizoen? In Vlaanderen en Frankrijk liggen de opbrengstprognoses erg laag.
Dossche: “Klopt, anderzijds: Ik zit al 22 jaar in het vak en heb nog nooit een goed oogstjaar meegemaakt. Er speelt altijd wel iets en op het einde van de rit komt het altijd goed."
Hoe ziet u de toekomst van de tarweteelt in Vlaanderen en in Europa? Ervaart u concurrentie van bijvoorbeeld de aardappelindustrie?
Dossche: “Tarwe is een robuuste, duurzame teelt die beter opgewassen lijkt tegen de klimaatverandering. Daarbij maken allerhande milieu- en klimaatmaatregelen, zoals verplichte teeltrotatie, de graanteelt interessanter."
"Wat betreft de concurrentie van andere teelten en industrieën: Ik kan mij voorstellen dat het aardappelareaal uitbreidt in deze regio onder invloed van de grote industriële verwerkers. Maar wij merken dat op dit moment nog niet en ik ben hier ook in de toekomst niet bang voor. Tegenover de potentiële druk van concurrerende teelten, staat een dalende productie van veevoedertarwe in Europa omdat de veestapel afneemt. Deze boeren zouden op termijn kunnen overschakelen naar de teelt van baktarwe. Over het aanbod van tarwe maak ik mij geen zorgen. Een grotere uitdaging is de verdere verduurzaming van de teelt."
Speelt de consumentenprijs daarbij een rol? Consumenten willen vaak duurzame producten, maar kiezen in de praktijk voor hun portemonnee.
Jonckheere: “De meerkost van duurzame tarwe maakt maar een klein deel uit van totale kostprijs. Bij een brood liggen deze kosten op 1 tot 3 procent. Bij koekjes is dat percentage nog veel lager. Gaat de prijs van de bloem omhoog, dan heeft dat dus een nagenoeg verwaarloosbare invloed op de verkoopprijs.”
Hoe ziet u uw eigen toekomst?
Dossche: “Ook deze zien we uiterst rooskleurig in. De komende jaren willen we verder groeien, zowel organisch als door overnames. De eiwittransitie die is ingezet in Europa, is ook veelbelovend voor ons (plantaardig) product. De CO-uitstoot van plantaardige producten zoals brood ligt veel lager dan dierlijke producten. Als je wilt bijdragen aan een duurzame toekomst, moet je brood eten (lacht).”
“Daarnaast zien we ook in de valorisatie van onze restproducten nog mogelijkheden. Zemelen, een restproduct van tarwe na vermaling, gaat nu nog grotendeels naar de veevoederindustrie. We voeren momenteel onderzoek uit hoe we uit deze zemelen eiwitten kunnen extraheren die we vervolgens elders in de voedingsindustrie kwijt kunnen en zo hoogwaardiger kunnen valoriseren.”
We hebben het nog maar beperkt gehad over uw klanten. Bakkerijen zijn van origine uw belangrijkste afzetkanaal, maar zij hebben het moeilijk door de opkomst van de supermarkten?
Dossche: “Het is inderdaad zo dat met de opkomst van de retail de verkoop van brood deels naar de supermarkten is geschoven. De kwaliteit van de industriële bakkerijen, die aan de supermarkten leveren, neemt steeds verder toe. Door schaalgrootte kunnen zij investeren in kwaliteit. De verschuiving naar de retail zal zich de komende jaren verder zetten. Behalve de groeiende concurrentiekracht van supermarkten, hebben bakkerijen het ook steeds moeilijker om personeel te vinden en jongeren zijn nauwelijks nog geïnteresseerd in overname. Dat heeft onder andere te maken met de werkuren. Wat dat betreft is een bakkerij misschien wel vergelijkbaar met een familiale boerderij. Ook dat vergt een volledige overgave.”
Ziet u hun toekomst somber in?
Dossche: “Niet per se. De bakkers die overblijven hebben veel potentieel en kunnen erg goed de kost verdienen. Wij hebben in Vlaanderen een sterke broodcultuur. Mensen zijn bereid om om te rijden voor hun pistolet. Veertig procent van het brood in België wordt nog steeds via bakkerijen verkocht. Maar om hun positie te behouden, moeten ambachtelijke bakkers inspelen op de vraag uit de markt en focussen op kwaliteit. Op het gebied van ingrediënten moeten ze ook geen enkele concessies doen op het gebied van kwaliteit.”
Sommige lokale bakkerijen pakken uit met plaatselijke meel van oude graanrassen of lokaal gemalen tarwe. Ziet u hierin concurrentie?
Dossche: “Het gaat hierbij om een absolute niche. Daarbij vraag ik mij de feitelijke meerwaarde wel eens af. Het is romantisch dat de tarwe in een plaatselijke molen ambachtelijk gemalen is, maar wat is de kwaliteit en constantheid? Uiteindelijk is de kwaliteit van bakkersproducten, de smaak, bepalend voor verkoop."
"Wat betreft oude graanrassen: ook deze producten, zoals speltmeel, hebben wij in onze gamma. Maar uiteindelijk gaat het ook om efficiëntie. De moderne tarwerassen genereren betere opbrengsten en dat is essentieel om een groeiend aantal monden in de wereld te voeden. Wat dat betreft ben ik ook sceptisch over biolandbouw. De teelt van biotarwe vergt veel meer inspanningen en een veel groter areaal. Met biotarwe kunnen we de wereld niet voeden.”