Vanggewas op 4 procent landbouwareaal voldoet als niet-productief areaal

Een landbouwer die vier procent zijn landbouwareaal inzaait met een vanggewas kan al rekenen op de volledige steun in het kader van de conditionaliteit voor niet-productieve elementen of arealen (NPE) van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De uitbreiding van mogelijkheden om te voldoen aan de vereisten is een antwoord van de Europese Commissie op de talrijke boerenprotesten en de prangende vraag van de landbouwsector voor meer flexibiliteit.

27 februari 2024  – Laatst bijgewerkt om 27 februari 2024 16:39 Joris Rigo
Lees meer over:
Groenbemester_Vanggewas

Flexibiliteit

Boeren die beroep willen doen op de landbouwsubsidie in het kader van de conditionaliteit binnen het GLB zijn verplicht om NPE’s aan te houden. In een poging om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de misnoegde Europese landbouwers tijdens massale boerenprotesten heeft de Europese Commissie een extra mogelijkheid toegevoegd om aan deze GLB-verplichting te kunnen voldoen.

In plaats van braakland of niet-productieve elementen (zoals bomenrijen, houtkanten, akkerranden of poelen) op vier procent van het bouwland te houden, worden EU-landbouwers die stikstofbindende gewassen (zoals linzen, erwten of favas) en/of vanggewassen zonder gewasbeschermingsmiddelen op vier procent van hun bouwland telen, geacht te voldoen aan de zogenaamde GLMC 8-vereiste. Landbouwers die dat wensen kunnen echter blijven voldoen aan de eis met braakliggend land of niet-productieve elementen. De maatregelen die de landbouwer neemt om aan de conditionaliteit te voldoen beogen een impuls voor de biodiversiteit op landbouwbedrijven.

De Commissie heeft de gedeeltelijke vrijstelling van de verplichting ingevoerd als antwoord aan de verschillende verzoeken van de lidstaten voor meer flexibiliteit voor de Europese landbouwers.

Extra optie

Bij aanvang van 2024 hadden landbouwers initieel twee opties om te voldoen aan de verplichting om NPE aan te houden. De eerste mogelijkheid bestaat uit minstens vier procent van het bouwland te gebruiken als NPE.

De tweede optie is het aanhouden van minstens drie procent van het bouwland als NPE dat wordt aangevuld tot minstens zeven procent van het bouwland met vanggewas (met wegingsfactor 0,3). De landbouwer moet hierbij rekening houden met omzetting- en wegingsfactoren. Zo telt de oppervlakte vanggewas slechts voor 30 procent mee.

In 2024 is uitzonderlijk ook een derde optie mogelijk om aan deze norm GLMC8 te voldoen. De landbouwer dient hierbij minstens vier procent van het bouwland te gebruiken voor ofwel NPE ofwel vanggewassen of een combinatie van deze twee. Bij de nieuwe optie geldt nu een opschaling van de wegingsfactor naar één voor vanggewassen. Dat wil zeggen dat de landbouwer al aan de norm kan voldoet zodra op vier procent van het bouwland areaal een vanggewas wordt ingezaaid. Maar ook een combinatie van (bestaande) NPE en een vanggewas behoort tot de mogelijkheden. Wanneer het bouwland bijvoorbeeld door 1,5 procent NPE’s wordt ingenomen, volstaat het door op 2,5 procent van het areaal een vanggewas in te zaaien. Deze optie vormt dus een aanzienlijke versoepeling. De verordening is van toepassing tot en met 31 december 2024.

Meer informatie over de invulling van deze norm kan u vinden in de infofiche over biodiversiteit op landbouwbedrijven (GLMC 8).

Landbouwers kunnen beheerovereenkomsten vanaf 2024 combineren met niet-productief areaal
Uitgelicht
De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) wil landbouwers die iets doen voor de natuur extra belonen. Wanneer een boer vandaag een deel van zijn perceel invult volgens de beheeroveree...
15 november 2023 Lees meer

Bron: Eigen berichtgeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek