Slachthuizen en boeren dringen aan op methode om PFAS in vlees eerder op te sporen
duidingIn de nasleep van de recente vondst van te hoge concentraties PFAS in een aantal rundvleesstalen, pleiten landbouworganisaties en slachthuizen ervoor om een systeem te ontwikkelen om kritieke PFAS-opstapeling zo snel mogelijk bloot te leggen. “Wij tasten in het duister als het over mogelijke contaminatie kan gaan. De doorlooptijd van de analyses brengen pas na een week duidelijkheid of een rund een te hoge concentratie PFAS heeft. Het karkas zit dan al stappen verder in de verwerking waardoor het vlees in loten wordt versneden met andere runderkarkassen. De terugroepactie die hieruit voortvloeit is erg duur, slecht voor het imago van het product en het bedrijf in kwestie dat er niets kan aan doen, maar wel de rekening krijgt gepresenteerd”, klinkt het bij FEBEV.
Deze week raakte andermaal in het nieuws dat twee Vlaamse rundveebedrijven beperkingen opgelegd kregen na de vondst van PFAS in vleesstalen vorig jaar. Het gaat om een bedrijf in Zwijndrecht en één in Stabroek, twee gemeenten rond de haven van Antwerpen die ingekleurd staan als risicogebieden. Het zijn de eerste officiële gevallen van een overschrijding van de Europese norm voor PFAS in vlees in Vlaanderen. Experts vrezen dat het niet de laatste gevallen zullen zijn. “Er is nu al een lijst van 800 plaatsten in Vlaanderen die als PFAS-risicovol worden bestempeld”, vertelt Michael Gore van de vleessectorfederatie FEBEV.
Sinds het PFAS-schandaal met chemieconcern 3M in Zwijndrecht is er steeds meer aandacht voor de nadelige gevolgen van PFAS. Het schandaal was ook aanleiding voor federaal voedselagentschap FAVV, dat als sinds 2008 controleert op PFAS-contaminatie, om het aantal controles op te voeren. Naast extra controles voerde het ook verschillende specifieke bemonsteringscampagnes uit. Zo werden bedrijven gelegen in risicozones – eerst rond Zwijndrecht, maar later ook op verschillende plaatsen in Vlaanderen – bemonsterd. Ook werd een onderzoek gevoerd naar de achtergrondverontreiniging in zowel Vlaanderen als Wallonië.
Bij dat gewestelijk onderzoek werden er in Vlaanderen op 175 locaties monsters genomen, waarvan 117 op dierlijke producten. In 12 van deze gevallen werd PFAS vastgesteld, maar steeds lagen de doses onder de gestelde Belgische actielimieten. Geen directe reden tot zorgen toendertijd. In 2023 werden deze Belgische actielimieten ingeruild voor Europese normen die volgens FAVV-woordvoerder Hélène Bonte als “strenger” bestempeld kunnen worden.
Vier contaminaties op 370 stalen
Het is tegen het licht van deze strengere normen dat er in 2023 vier non-conformiteiten werden aangetroffen in 370 stalen. Het betroffen stalen van dierlijke producten, vlees van verschillende diersoorten (123 stalen), lever (41 stalen), vis (105 stalen), schelp- en schaaldieren (44 stalen), melk (12 stalen) en eieren (45 stalen).
Een deel van deze stalen (319 stalen) werden genomen in het kader van het algemeen controleprogramma van het FAVV, dus steekproefsgewijs in heel België. Daarnaast voerde de overheidsdienst ook een gerichte bemonstering uit bij landbouwbedrijven die gelegen zijn in zones die door de gewesten zijn aangeduid als risicogebied (45 stalen). De andere stalen (6) werden genomen bij bedrijven die reeds werden bemonsterd in 2021-2022 en wiens producten niet-conform zouden zijn, mochten de geharmoniseerde Europese normen toen al van kracht zijn geweest.
De vier niet-conforme resultaten betroffen twee stalen van runderkarkassen en één van eieren, telkens afkomstig uit een risicozone en één van garnalen uit de Noordzee. Het FAVV noemt de hoeveelheid non-conforme afwijkingen “niet verontrustend” voor de algemene voedselveiligheid, maar belangenorganisaties wijzen op hun beurt op de impact op individuele boeren, slachthuizen en vleesverwerkers naast de imagoschade voor de sector bij elke nieuwe vaststelling.
“Blokkeren van karkassen praktisch niet uitvoerbaar”
De twee “gecontamineerde” rundveebedrijven, een melkveebedrijf in Zwijndrecht en een melkveebedrijf in Stabroek, worden beperkt in de afzet van hun reforme koeien. Concreet worden de karkassen van de reforme koeien van deze twee bedrijven geblokkeerd totdat uit bemonstering blijkt dat er geen sprake is van PFAS-contaminatie. “Maar de resultaten van de analyses zijn pas na vijf of zelf nog meer werkdagen bekend. Het is praktische onmogelijk voor de slachthuizen om individuele karkassen zo lang opzij te houden. Dit betekent feitelijk een waardevermindering -en finaal vernietiging van deze karkassen”, vertelt Michael Gore van de vleessectorfederatie FEBEV.
Behalve de beperkingen van deze individuele bedrijven spelen volgens de betrokkenen nog andere risico’s. Omdat eventuele contaminatie pas na een week aan het licht komt, is het karkas al verder verwerkt en vermengd met andere loten. “Vervolgens moet er een hele partij teruggeroepen worden, hetgeen een grote financiële impact heeft. Dat zagen we vorig jaar ook bij de betreffende gecontamineerde stalen van rundvlees”, aldus Gore.
Hij is kritisch over het systeem dat er - conform de Europese wetgeving - vanuit gaat dat de operator verantwoordelijk is volgens de wet om een rund op de markt te zetten dat aan de wettelijke vereisten voldoet. “We zijn als exploitanten allemaal verantwoordelijk voor de conformiteit van het product. Alleen kan niemand ons vertellen hoe we het risico moeten beheersen. De resultaten zijn pas bekend dagen na de slacht. We kunnen bijgevolg geen screening doen op de levende dieren zodat slachthuizen de nodige voorzorgen kunnen nemen bij aanlevering in het slachthuis. Bijkomend beschikken we niet over de lijsten met locaties en adressen waar weilanden of exploitaties zitten die een risico kunnen inhouden”, zegt hij.
Door contaminatie met PFAS bij levende dieren vast te stellen, kunnen zowel de veehouders als de slachthuizen veel kosten besparen
Nood aan nieuwe systeem van risicobeheersing
FEBEV pleit voor een beter systeem van risicobeheersing waarbij de slachthuizen op voorhand het risico van contaminatie beter kunnen inschatten. Het wordt daarbij gesteund door Boerenbond. Samen zijn ze sinds eind vorig jaar met het FAVV in gesprek om te komen tot anderen manieren van risicoanalyses. “Door contaminatie met FPAS bij levende dieren vast te stellen, kunnen zowel bij de veehouders en de slachthuizen veel kosten bespaard worden. In het geval van de twee rundveebedrijven die nu onder verscherpt toezicht staan, zou het de waarde van de reforme koeien terug verhogen”, vertelt Roel Vaes, adviseur melkveehouderij bij Boerenbond.
FAVV beaamt dat er momenteel geen systeem bestaat om uit te maken of een dier voor het slachten een conform of niet conform resultaat zal geven. “Er gebeuren in het buitenland wetenschappelijke onderzoeken (niet door het FAVV) naar de link tussen waarden in het bloed en deze in de lever en/of spierweefsel. Wij volgen deze studies op en voorzien zelf ook een aantal analyses op bloed, vlees en lever van de twee gecontamineerde bedrijven om op die manier kennis te vergaren over de link tussen deze drie zaken”, klink het.
Voor Michael Gore is dit niet voldoende. “Er is ook de verantwoordelijkheid van de gewesten om actie te ondernemen en in het belang van de dierlijke productieketen mee te werken aan de validatie van een wetenschappelijke methodiek ter screening van de levende runderen enerzijds.“ Anderzijds pleit hij voor de registratie van runderen in risicogebieden in Sanitel, waardoor de slachthuisuitbater bij aanlevering van een dier een inschatting kan maken over de mogelijk contaminatie. “Op die manier doen we aan borging in plaats van wat vandaag toch eerder een ad hoc aanpak lijkt te zijn. “
Richtsnoeren om contaminatie te monitoren
Het Voedselagentschap stelde in 2021 richtsnoeren op waarmee landbouwbedrijven aan de slag kunnen gaan om de risicofactoren in rekening te brengen. Zo wordt er aanbevolen dat bedrijven in risicozones periodieke analyses laat uitvoeren van hun eindproducten, afhankelijk van het aantal elementen met een risicoverhogende invloed, zoals bijvoorbeeld buitenloop, gebruik putwater of oppervlaktewater, gebruik van voeder uit een PFAS-risicozone.
Totdat er een systeem bestaat waarbij risico’s van eventuele PFAS-besmetting beter ingeschat kunnen worden, kunnen slachthuizen er volgens FAVV altijd voor opteren om bemonsterde karkassen uit risicozones preventief te blokkeren in afwachting van de resultaten. De organisatie geeft aan dat het op basis van de resultaten van 2023 in het controleprogramma voor dit jaar ongeveer evenveel stalen (370) voorziet dit jaar. Bij de monstername zal ook lichte prioriteit uitgaan naar de risicobedrijven in de buurt van de gecontamineerde twee bedrijven.
Gore vindt dit advies wrang. “Op deze manier draaien onze producenten en bedrijven op voor de kosten die finaal door een milieuvervuiler worden veroorzaakt die noch door de producent noch door de rest van de keten gecontroleerd kunnen worden.”
Bron vaststellen en verbetering
Het FAVV laat weten dat de beperkingen op de bedrijven zullen gelden totdat aan twee voorwaarden is voldaan. “Enerzijds moeten operatoren de bronnen van contaminatie zodanig elimineren, zodat er geen contaminatie meer kan zijn van de dieren en waardoor het vlees dus geen te hoog gehalte aan PFAS kent. Dit is vooral belangrijk voor de nieuwe aangekochte en geboren dieren. Anderzijds, moet men kunnen aantonen dat het vlees van de nog aanwezige dieren die al gecontamineerd zijn, een conform resultaat geeft bij analyse”, klink het.
Bron: Eigen berichtgeving