Schaalvergroting kan je niet lichtzinnig beoordelen

Een hoorzitting over de schaalverandering van de landbouw stond woensdag garant voor een erg boeiende bijeenkomst van de commissie Landbouw in het Vlaams Parlement. In Vlaanderen is schaalvergroting geen zwart-witverhaal van mastodontbedrijven die de kleintjes uit de markt duwen. Drie specialisten gaven met hun genuanceerde kijk het politieke debat zuurstof. Zo doen rekenkundige gemiddelden vermoeden dat landbouwbedrijven grote groeisprongen maken. In realiteit stijgt de gemiddelde bedrijfsgrootte omdat de wijkers veelal de kleinste bedrijven zijn. Radicaal nee zeggen tegen schaalvergroting zou betekenen dat een landbouwer de arbeid die vrijkomt dankzij technologische vooruitgang niet kan benutten. Bovendien zou de overheid gas terug moeten nemen want kleine bedrijfjes kunnen de steeds strengere milieu- en dierenwelzijnseisen niet financieren.
21 januari 2016  – Laatste update 11 oktober 2022 18:51
Lees meer over:

Wanneer er in het Vlaams Parlement een hoorzitting wordt georganiseerd over de schaalverandering van de landbouw – bemerk het nuanceverschil met schaalvergroting –, dan weet je dat dat niet geheel vrijblijvend is. Professor Guido Van Huylenbroeck (UGent), voorzitter van Agrolink Vlaanderen en oud-decaan van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, liet blijken dat hij zeer goed weet dat de hoorzitting er komt omdat sommige parlementairen zich afvragen of er grenzen aan de groei zijn of gesteld moeten worden. Volgens de professor mag je ‘groei’ in de landbouw niet gelijkstellen met schaalvergroting. “Dat is één groeipad, maar er zijn er andere zoals diversificatie, verticale integratie, samenwerking in de keten of innovatie.”

Van Huylenbroeck verlegde de focus van schaalvergroting naar toegevoegde waarde en geschikte bedrijfsvormen. In plaats van met argusogen de evolutie in schaalgrootte te volgen, kunnen beleidsmakers zich beter buigen over de vraag hoe je op een geglobaliseerde markt toegevoegde waarde realiseert met Vlaamse landbouwproducten. Zo haal je druk van de ketel (lees: marges) want het zijn net dalende marges per eenheid product die een bedrijfsleider voor schaalvergroting kunnen doen kiezen. Een tweede vraag die belangrijker is dan ‘grenzen aan de groei’ heeft volgens de professor betrekking op de bedrijfsvorm. “Kunnen gezinsbedrijven het kapitaal blijven ophoesten en de risico’s alleen dragen?”

Voordien had Bart Vanderstraeten van de studiedienst van het Departement Landbouw en Visserij uitgelegd dat schaalvergroting een erg complex proces is met veel drijvende en remmende factoren. Wat door de rekenkundige gemiddelden op een spectaculaire groei in de verschillende deelsectoren lijkt, is in werkelijkheid een proces van kleine bedrijven die wijken en blijvers die ‘organisch’ groeien. Het aantal Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven dat spectaculair groter wordt, is beperkt.

Joris Relaes, administrateur-generaal van onderzoeksinstelling ILVO, wees er op dat schaalvergroting een discontinu proces is. Een landbouwbedrijf groeit spronggewijs, bijvoorbeeld bij een volledige overname of wanneer ouders het bedrijf gaan uitbaten samen met hun kind(eren). Relaes detecteerde nog andere factoren die aan de basis van groei kunnen liggen zoals nieuwe wetgeving die de kosten verhoogt (bv. emissiearme stallen of huisvestingseisen) en omgevingsfactoren. Denk bijvoorbeeld aan de grote energiebehoefte in de glastuinbouw die alleen met aardgas of een (in aankoop dure) warmtekrachtkoppeling rendabel te rekenen is.

Bij de Vlaamse parlementairen bleef na de uiteenzetting een zweem van bezorgdheid hangen. Jelle Engelbosch (N-VA) ziet toch een spanningsveld tussen grote en kleine bedrijven. Hoe kan een sector bijvoorbeeld inzetten op niches die toegevoegde waarde creëren als de kleine bedrijven met experimenteerruimte er als eerste tussenuit gaan? Hij koppelt daar de vraag aan of het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds niet meer sturend moet optreden. Dat kan door investeringen in nicheproductie voor te trekken op investeringen in landbouwproductie met minder toegevoegde waarde.

Ook Els Robeyns (sp.a) leek wat op haar honger te blijven zitten in de zin dat schaalvergroting in de Vlaamse landbouw nog altijd het vaakst gekozen groeipad lijkt. Het interesseert haar om te weten hoeveel bedrijven inspelen op andere groeipaden zoals diversificatie en samenwerking in de keten. Zij gelooft dat een aantal pistes (korte keten, streekproducten, …) minder kapitaalintensief zijn dan schaalvergroting. In die zin kunnen ze meer toekomstperspectieven bieden aan kleinere gezinsbedrijven. Dat de 20 procent grootste landbouwbedrijven in Europa aan de haal gaan met 80 procent van alle subsidies is voor haar moeilijk verteerbaar. “Hebben wij als overheid schaalvergroting niet als richting aangegeven?”

Is het überhaupt nog mogelijk om over tien tot twintig jaar vanuit het niets met landbouw te starten en een leefbaar bedrijf uit te bouwen? Die vraag stelt Bart Caron (Groen) zich. Dat Belgische peren, diepvriesgroenten en andere kwaliteitsproducten potentieel hebben op de wereldmarkt wil hij graag geloven, maar is er in dat verhaal nog plaats voor kleinschaligheid? Creëert schaalvergroting in de landbouw ruimte voor kleine niches of werkt het net versmachtend? Bij N-VA lijken ze er nogal op gebrand om kleinschalige landbouw te verankeren in de wetgeving want Cathy Coudyser deed de suggestie om via de pachtwetgeving in te grijpen. Door toe te laten dat voorwaarden aan de exploitatie van een perceel gekoppeld worden, zou de overheid met de hulp van verpachters niches of biolandbouw kunnen voortrekken. Coudyser benadrukt dat ze veel belang hecht aan een diverse landbouw, waarin zowel kleine als grote bedrijven actief zijn.

Vragen over de rol die de overheid kan spelen, stelt men zich natuurlijk ook bij CD&V. Bart Dochy meent dat de overheid ondersteunend moet werken naar (product)innovatie omdat landbouwbedrijven nooit de schaalgrootte halen voor R&D. Zorgen maakt hij zich om de beschikbaarheid van kapitaal maar ook van grond. “De prijs van landbouwgrond staat niet meer in verhouding tot het rendement voor de landbouwer.” Voordien had ILVO-topman Joris Relaes al gewezen op de groei van grondgebonden landbouwbedrijven die niet gepaard gaat met een groei van de gemiddelde perceelgrootte. Die blijft met 1,34 hectare erg klein, wat boeren aan Napoleon en zijn erfrecht te ‘danken’ hebben. Vertrouwen voor de toekomst put Vlaams parlementslid Bart Dochy uit de lokale tomatensector die weggevaagd leek te worden door de concurrentie uit Almeria maar zich kon onderscheiden in de markt.

Tinne Rombouts (CD&V), voorzitter van de commissie Leefmilieu in het Vlaams Parlement, benadrukte dat schaalvergroting geen doel op zich is maar een middel om het landbouwinkomen op peil te houden. “Bewust is er voor schaalverandering en niet schaalvergroting als onderwerp van de hoorzitting gekozen”, zegt partijgenoot Jos De Meyer. “Dat heeft een andere ‘emotionele waarde’ en we hebben duidelijk gehoord dat schaalvergroting niet alleen zaligmakend is. Anderzijds heb je ook voor nicheproducten een bepaalde schaal nodig om rendabel te kunnen werken en ermee uit te blinken op de (wereld)markt.” Hij herinnert zich nog de vele kleine witloofbedrijfjes in het Dijleland 20 jaar geleden. Hoewel grondwitloof alle kwaliteiten heeft om zich te onderscheiden als niche, is de witloofactiviteit in die regio sterk achteruit geboerd.

VILT komt uitgebreid terug op de hoorzitting in een wekelijkse duiding (geVILT).

Beeld: Loonwerk Defour

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek