Ontwikkelingslanden blijven sceptisch tegenover WTO-ronde
nieuwsVrijwel alle onderhandelaars erkennen belangrijke geschillen inzake landbouw, milieubescherming, anti-dumpingmaatregelen en de uitvoering van de Uruguay-akkoorden uit 1994 door de ontwikkelingslanden.
De Europese Unie en de VS klinken nog het meest optimistisch. Europa gewaagde dinsdag van "duidelijke Amerikaanse steun" voor onderhandelingen over concurrentie- en investeringsregels. Dat zijn twee punten die Europa graag aan de WTO-agenda zou willen toevoegen.
De Amerikaanse gezant Peter Allgeier wilde "het werk dat nog in het verschiet ligt, niet minimaliseren" maar signaleerde toch "uitstekende vooruitgang in de voorbereiding van de ministerconferentie". Hij bevestigde dat Europa en de VS dichter tot elkaar zijn gekomen.
Een ruime waaier aan onderwerpen kan een nieuwe ronde van multilaterale handelsgesprekken aantrekkelijker maken, legde Allgeier uit. "We moeten een formule vinden die voor iedereen aantrekkelijk is (...), ook de sceptici", luidde het.
Tot die sceptici behoren met name Pakistan, Maleisië en India, die zich opwerpen als de verdedigers van de ontwikkelingslanden en geen geheim maken van hun bezwaar tegen een nieuwe handelsronde in de huidige omstandigheden.
De ontwikkelingslanden hebben niet genoeg geld om de handelsafspraken uit de Uruguay-ronde tot uitvoer te brengen, laat staan te beginnen onderhandelen over nieuwe maatregelen, zo luidt het. De vorige handelsronde heeft de derde wereld niets dan kosten opgeleverd om het economische, juridische en politieke apparaat te laten beantwoorden aan Westerse standaarden.
Bovendien wordt gevreesd dat de nieuwe onderhandelingsthema's die vooral Europa op de agenda wil - milieu, investerings- en concurrentiebeleid - zal leiden tot nieuwe dure internationale engagementen. De Europese bezorgdheid inzake milieu en voedselveiligheid worden gezien als nieuwe vormen van niet-tarifair protectionisme, bedoeld om producten uit ontwikkelingslanden die niet aan de normen voldoen buiten te houden. Tot slot vragen de ontwikkelingslanden dat over een deel van de Uruguay-akkoorden opnieuw wordt onderhandeld, zodat ze ook effectief kunnen worden geïmplementeerd.
De ontwikkelingslanden zijn ook vragende partij om de anti-dumpingsmaatregelen van de rijke landen, met name de VS, op de onderhandelingstafel te krijgen. De rijke landen heffen onterecht exorbitante taksen op goedkope invoerproducten uit de derde wereld, zo luidt het. India is dan weer ontevreden over de markttoegang voor textiel.
Over landbouw lopen de stellingen nog verder uiteen. Europa vindt dat het zijn landbouw financieel mag ondersteunen omdat die bijdraagt tot plattelandsontwikkeling en milieubescherming. De ontwikkelingslanden vragen de afschaffing van die subsidies en van de exportsubsidies, omdat die wereldwijd wetten van vraag en aanbod vervalsen. De Britse premier Tony Blair zei maandagavond in Sao Paolo dat Europa zijn markt moet openstellen voor landbouwproducten, en dat moet begonnen worden met ingrijpende economische hervormingen voor de Europese economische top in maart 2002 in Barcelona.
Uit anonieme Westerse diplomatieke bronnen klonk het dat de ontwikkelingslanden het niet zo hard zullen spelen, omdat precies zij het meeste te winnen hebben bij multilaterale handelsgesprekken. In tegenstelling tot de grote handelsblokken als Europa en de VS hebben ze het minder gemakkelijk om aparte bilaterale akkoorden af te sluiten. Zonder WTO riskeren ze meer dan ooit gemarginaliseerd te raken.
Op dat risico wees WTO-baas Mike Moore maandag reeds. Moore waarschuwde ervoor dat een mislukking in Doha wel eens de genadeslag zou kunnen betekenen voor de wereldhandelsorganisatie. Zonder onderhandelingen in een wereldwijd kader wordt het terrein overgelaten aan protectionisme en grote spelers die op zoek gaan naar handelsafspraken die in hun voordeel zijn.
Bron: Belga