Onteigening Hedwigepolder mag van rechtbank doorgaan

De Nederlandse overheid mag doorgaan met het onteigenen van de Hedwigepolder, de polder net over de grens met België die volgens een Vlaams-Nederlands verdrag onder water moet worden gezet. Dat heeft de rechtbank in Middelburg beslist. De eigenaar van de grond in Zeeuws-Vlaanderen, landgenoot Gerry De Cloedt, had bezwaar gemaakt tegen de onteigening. Hij wou eigenaar blijven en met zijn baggerbedrijf zelf de werkzaamheden uitvoeren.

Door de ontpoldering wordt 295 hectare landbouwgrond weer natuurgebied. Dat is zo afgesproken in een verdrag dat Vlaanderen en Nederland in 2005 sloten. In dat verdrag werden ook de afspraken over de intussen uitgevoerde verdieping van de Westerschelde vastgelegd. Die uitdieping was nodig om de toegang tot de haven van Antwerpen te verbeteren.

Het ontpolderingsproject heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Ontpoldering ligt in Zeeland gevoelig en daar rees dus fors protest. De Nederlandse politiek zocht lange tijd naar alternatieven, maar die stuitten op verzet van de Europese Commissie. Nadat Vlaanderen een geschillenprocedure opstartte wegens het niet naleven van het verdrag, werd toch beslist de polder onder water te zetten.

Grondeigenaar De Cloedt heeft aangegeven dat hij tegen ontpoldering is, en dat als ontpoldering toch moet, hij de gronden in eigendom wil houden en het project zelf wil uitvoeren. De Cloedt is namelijk eigenaar van het baggerbedrijf DS Dredging. Hij voerde voor de rechtbank aan dat de onteigening niet noodzakelijk is om de ontpoldering te realiseren.

De rechtbank van Zeeland en West-Brabant is van oordeel dat de beslissing van de overheid niet onrechtmatig is en de procedure correct verliep. De Cloedt de werken zelf laten uitvoeren, kan volgens de rechter niet van de Staat worden verlangd. Over zaken zoals de bescherming tegen hoog water en beheer van dijken en natuur zou de overheid geen directe zeggenschap hebben als De Cloedt eigenaar van de grond blijft.