Nieuw rapport geeft inzicht in rendabiliteit van witloofteelt

Een nieuw rapport van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij heeft de rendabiliteit van de witloofwortelteelt en forcerie in kaart gebracht. Zo zijn er duidelijke verschillen tussen de teelt in volle grond en die in hydrocultuur. Maar ook het teeltjaar en de bedrijfsvoering maakt een groot verschil.

4 april 2024  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2024 13:59 Ruben De Keyzer
Lees meer over:
witloof in de grond_BelOrta

Het rapport is gebaseerd op gegevens van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) en focust voor de witloofwortelen op de jaren 2019 tot en met 2021 en voor de forcerie op de jaren 2020-2021. Het Agentschap waarschuwt om de cijfers met de nodige voorzichtigheid te bekijken, aangezien deze tijdsperiode één van de beste en één van de slechtste witloofjaren omvat. Het aantal waarnemingen is vrij beperkt, met een grote spreiding tussen de bedrijven. De resultaten zeggen dus enkel iets over de betreffende bedrijven die deel uitmaken van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN). Het Agentschap waarschuwt dus dat deze resultaten niet zomaar te veralgemenen zijn en niet gebruikt kunnen worden om uitspraken te doen over de volledige witloofsector.

Het Agentschap onderzocht de gemiddelde kosten voor de witloofwortelteelt. Het gros van de witloofwortelen op de geselecteerde bedrijven wordt gebruikt om op eigen bedrijf te forceren. De totale kosten voor de teelt van witloofwortelen bedragen, gemiddeld over de jaren 2019-2021 en ongeacht de bestemming van de witloofwortelen (de uiteindelijke forceermethode), ongeveer 6.930 euro per hectare. De variabele kosten maken hiervan gemiddeld 38 procent uit. De vaste kosten nemen 52 procent in en de vergoeding voor de eigen arbeid van de bedrijfsleider en eventueel meewerkende gezinsleden komt uit op 10 procent van de totale kosten.

Grond vs. water

Bij de forcerie is er een duidelijk onderscheid tussen witloof in volle grond of in hydrocultuur. De forcerie in volle grond betreft vooral familiale bedrijven met eerder kleine arealen. Er gaat een grote arbeidslast mee gepaard. Bij de forcerie in hydrocultuur, daarentegen, worden grotere arealen geforceerd. De productie per are ligt veel hoger en de inzet van seizoensarbeid en/of vaste, betaalde arbeid is eerder gangbaar. Dat zorgt voor verschillen in de resultatenrekening.

Wat de forcerie in volle grond betreft, bedragen de opbrengsten, gemiddeld over 2020-2021, zo’n 324 euro per 100 kilogram. Voor de hydrocultuur liggen de opbrengsten met 132 euro per 100 kilogram een stuk lager. Maar wie de winst voor de boer wil kennen, moet ook naar het kostenplaatje kijken. Voor de forcerie in volle grond komen de variabele kosten in de periode 2020–2021 uit op 85 euro per 100 kilogram. Ze worden vooral bepaald door de kosten voor de witloofwortelen. Voor de forcerie in hydrocultuur liggen de variabele kosten in dezelfde periode op ongeveer 94 euro per 100 kilogram. Ook hier bepalen de witloofwortelen het grootste aandeel van de variabele kosten, al mag het aandeel van de seizoensarbeid ook niet uitgevlakt worden.

De totale vaste kosten voor de forcerie in volle grond en forcerie in hydrocultuur liggen voor de periode 2020-2021 dichter bij elkaar met, respectievelijk, gemiddeld 23 en 25 euro per 100 kg.  Bij de forcerie in volle grond nemen de afschrijvingen en fictieve intresten hiervan, gemiddeld genomen, meer dan de helft in. Voor de hydrocultuur zijn, naast de afschrijvingen en fictieve intresten, ook de kosten voor betaalde (vaste) arbeid niet te verwaarlozen. Dit in tegenstelling tot de forcerie in volle grond waar deze kostenpost eerder beperkt is.

Kostprijs voor het produceren van 100kg witloof

Arbeidskosten

Als alle kosten (behalve de inzet van eigen arbeid) in rekening zijn gebracht, resteert het familiaal arbeidsinkomen (FAI). Dit is gemiddeld genomen, zowel voor de forcerie in volle grond als in hydrocultuur, over de periode 2020-2021 steeds positief, wat betekent dat de kosten (zonder eigen arbeid ingerekend) volledig vergoed konden worden. Het FAI voor de forcerie in volle grond bedraagt, gemiddeld over 2020-2021, 217 euro per 100 kilogram. Een veelvoud van de hydrocultuur, dat het moet stellen met 14 euro per 100 kg. Echter, de arbeidsbehoefte is ook duidelijk verschillend. Voor de inzet van eigen arbeid wordt, bedrijfseconomisch gezien, namelijk ook een vergoeding berekend. Deze bedraagt voor de forcerie in volle grond over de periode 2020-2021 135 euro per 100 kg. Dit bedrag varieert echter sterk van bedrijf tot bedrijf, en moet met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Voor de forcerie in hydrocultuur ligt dit bedrag heel wat lager. Hier komt de vergoeding voor de eigen arbeid neer op 8 euro per 100 kg. Ook hier is de spreiding tussen de bedrijven aanzienlijk.

Na aftrek van alle kosten, inclusief de inzet van de eigen arbeid, wordt het nettobedrijfsresultaat (NBR) bekomen. Gemiddeld behalen zowel de forcerie in volle grond als in hydrocultuur over de periode 2020-2021 een positief NBR. Dat betekent dat de eigen arbeid van de bedrijfsleider en eventueel meewerkende gezinsleden voldoende vergoed kon worden en er nog vergoeding resteerde voor het ondernemersrisico en het management van de bedrijfsleider. Echter, een belangrijke bemerking is dat het ‘goede jaar’ 2020 het gemiddelde omhoogtrekt en daardoor mogelijk een te positief beeld geeft. 2021 was een veel moeilijker jaar. Daar behaalden meerdere onderzochte bedrijven een negatief NBR. Dat betekent dat zelfs de inzet van eigen arbeid niet of slechts gedeeltelijk kon worden vergoed.

Lees het volledige rapport hier.

Mogelijk dit jaar nog witloof naar China
Uitgelicht
Het raakte wat ondergesneeuwd door de hoerastemming over de heropening van de Chinese markt voor varkensvlees, maar ook de Vlaamse groentetelers mogen dromen van export naar C...
15 januari 2024 Lees meer

Bron: Agentschap Landbouw & Zeevisserij

Beeld: BelOrta

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek