Nederlandse dierlijke mest zoekt Europese afnemers
nieuwsNederland verkent momenteel Europese afzetmarkten voor zijn dierlijke mestoverschotten. Een nieuw onderzoek concludeert dat er in Europa nog veel onbenutte ruimte voor stikstof en fosfaat is via dierlijke mest. Liggen hier ook kansen voor Vlaamse mestverwerkers en veehouders?
In opdracht van het Nederlandse ministerie werden de EU-exportkansen voor mest in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat er nog veel Europese regio’s een gebrek hebben aan dierlijke mest. “Grote landbouwgebieden kampen met een slechte bodemvruchtbaarheid. Dierlijke mest is zeer waardevol om deze tekorten aan nutriënten en organische stof aan te vullen”, aldus het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM), dat mogelijkheden ziet voor het overschot aan Nederlandse dierlijke mest.
In Vlaanderen is van zo’n structureel overschot echter geen sprake. Volgens het meest recente Mestrapport van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) omvatte de Vlaamse mestproductie in 2023 zo’n 122 miljoen kg stikstof. “De theoretische mestafzetruimte op landbouwgrond in Vlaanderen bedraagt 109 miljoen kg stikstof”, duidt het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCM). “De kleine disbalans tussen deze twee wordt gecompenseerd door de mestverwerking. In 2023 werd zo’n 40 miljoen kg stikstof verwerkt, dat komt neer op 31 procent van de dierlijke stikstofproductie. De ruimte op het land samen met de verwerking zijn dus redelijk in evenwicht met de productie, er is zelf nog wat ruimte over.”
Exportkansen in België
De veehouders die tijdelijk toch met een overschot zitten, hoeven volgens het Nederlandse onderzoek niet ver te zoeken om een afzetmarkt te vinden. Zo zien de Nederlanders nog veel ruimte onbenut in Wallonië voor extra gebruik van stikstof en fosfaat uit dierlijke mest. De provincie Henegouwen zou het hoogste exportpotentieel hebben. Henegouwen gebruikt niet alleen weinig stikstof, het heeft ook het grootste landbouwareaal (200.000 ha) met veel grote landbouwbedrijven zodat de afzet van mest ook efficiënt kan gebeuren. De provincie heeft daarbovenop geen hoge eigen dierlijke mestproductie.
Niet welkom in Wallonië
Volgens de data zouden Waalse landbouwers Vlaamse mesttanks dus met open armen ontvangen. Maar in de praktijk is dit toch iets anders. “Volgens het Waalse afvalstoffendecreet van 1996 wordt mest beschouwd als een afvalstof en mag het niet worden ingevoerd, tenzij na uitdrukkelijke toestemming van de Waalse milieudiensten”, duidt VCM. “Zelfs al werd die mest verwerkt tot een bodemverbeteraar, bijvoorbeeld na vermenging met compost van champignonkwekerijen.” VCM geeft mee dat er vanaf 2001 geen enkele invoervergunning meer afgeleverd werd voor mestinvoer, dit op beslissing van de Waalse regering.
Pas sinds vier jaar bestaat er een grensboerregeling. Dit laat landbouwers met percelen aan beide kanten van de taalgrens toe om tenminste hun eigen mest op eigen grond te mogen uitrijden.
Wederzijdse meststroom tussen Nederland en België
Nederland ziet weinig extra potentieel in ons land, omdat men reeds mest exporteert naar ons. Al neemt de hoeveelheid de laatste jaren sterk af. De grootste hoeveelheden worden afgezet in de provincies Antwerpen en Limburg. Deze regio’s grenzen direct aan de provincies Brabant en Limburg in Nederland, die bekend staan om hun intensieve veehouderij.
Ook Vlamingen voeren mest uit naar Nederland. “Nederland is de belangrijkste exportbestemming voor onze ruwe mest. Voor verwerkte mest is Frankrijk ook een belangrijk land, naast Nederland”, aldus VCM.

Stikstof op zwerftocht
Voor Nederland blijkt Frankrijk en Duitsland het hoogste potentieel te hebben om hun mestoverschotten kwijt te geraken. Die landen bieden niet alleen veel onbenutte ruimte, ze hebben ook veel uitgestrekte landbouwgebieden en de transportafstand blijft relatief beperkt. Verderop, in Oost-Europa, liggen ook veel exportkansen. De afstand is verder, maar de afzet groter. Want landen zoals Polen, Roemenië, Hongarije en de Baltische staten benutten vaak minder dan dertig procent van de totale beschikbare ruimte met lokaal geproduceerde mest. De bodemvruchtbaarheid is er ook minder en de bedrijven zijn vaak groot.
De onderzoekers merken op dat de exporteurs zullen moeten investeren om nieuwe markten op te bouwen. Lokaal marktonderzoek zal daarbij ook nodig zijn. Buitenlandse boeren staan bijvoorbeeld niet altijd open voor het gebruik van dierlijke mest, ook hangt de afzet af van de teelten in de betreffende gebieden. Bovendien zal er lokaal ook infrastructuur aanwezig moeten zijn voor opslag en aanwending.

Bron: Eigen berichtgeving / Veeteelt
Beeld: De Loonwerker