Naar nieuwe landbouworde met paar rijke spelers?
nieuwsSinds de economische crisis van 2008 is landbouwgrond de inzet geworden van internationale investeringsfondsen. Volgens het Canvas-programma Panorama is de dag niet veraf dat buitenlandse investeerders graan verbouwen in Afrika om te verkopen aan internationale hulporganisaties die er de Afrikaanse bevolking mee voeden.
Panaroma volgt de Indiase ondernemer Ram Karuturi die in eigen land geen rozen vond voor Valentijn en ze dus maar zelf begon te telen. Met kapitaal uit India, serreplastic uit China, een irrigatiesysteem uit Israël, Duitse machines en Keniaanse arbeiders verbouwt hij in Kenia rozen voor de Europese markt. In 188 hectare serres teelt hij anderhalf miljoen rozen per dag en stelt hij 6.500 Kenianen tewerk.
Na Kenia ziet hij ook potentieel in andere Afrikaanse landen. Ethiopië heeft 3 miljoen hectare landbouwgrond gereserveerd voor buitenlandse investeerders. Het ‘Directoraat voor steun aan landbouwinvesteringen” helpt hen op weg. “Je kan je niet afsluiten voor de technologie, de kennis, het kapitaal en de ervaring van buitenlanders. Als ze met deze vier componenten naar ons toe komen, dan kunnen we onze landbouw op korte termijn veranderen”, zegt de Ethiopische landbouwminister.
Aan buitenlandse investeerders wordt er geen strobreed in de weg gelegd. Zo kunnen ze op vier uur tijd een bedrijf oprichten in Ethiopië. Buitenlandse investeerders moeten er geen invoerheffing betalen op machines en ander materiaal en ze worden twee tot zeven jaar vrijgesteld van belastingen. Voor Ram Karuturi was de steun van de overheid van doorslaggevend belang om een concessie te nemen op wat tot nu toe het grootste stuk landbouwgrond in de wereld is: 78 kilometer lang en 40 kilometer breed.
Het contract dat de Indiase ondernemer afsloot met de overheid van Ethiopië bevat nauwelijks enige garanties voor de plaatselijke bevolking. “De eerste zes jaar betalen wij niets, nadien moeten we een vergoeding betalen van 10 dollar per hectare per jaar. Het contract zegt niets over het aantal banen dat we moeten scheppen of de voorzieningen die we voor de plaatselijke bevolking moeten ontwikkelen”, aldus Karuturi. “Maar we zijn wel van plan om scholen en ziekenhuizen te bouwen, dat is onze bedrijfsfilosofie”.
Jacques Diouf, directeur-generaal van de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), vindt het gevaarlijk wanneer deze buitenlandse investeringen leiden tot ongelijke verdeling of koloniale verhoudingen. Zo brak er in Madagscar een volksopstand uit toen bleek dat het staatshoofd er de helft van de landbouwoppervlakte voor 99 jaar wou verhuren aan een buitenlandse investeerder. Na anderhalve maand van rellen en betogingen werd het regime er omver geworpen en sprong de deal af.
Ook Olivier De Schutter, VN-rapporteur voor het recht op voedsel, vindt dit een onrustwekkende trend. “Dergelijke investeringen zouden alleen tot stand mogen komen na transparante onderhandelingen en wanneer er garanties zijn voor de lokale gemeenschappen dat de ontwikkeling ook hen ten goede komt”, stelt hij. Dat dit meestal niet het geval is, blijkt ook uit het verhaal van Ram Karuturi. Zo probeert men al twee jaar lang een gedragscode voor buitenlandse investeerders op te stellen, maar nog steeds zonder resultaat.
Jacques Diouf wijst er ook op dat de mondiale voedselvoorziening op dit moment vooral verzekerd wordt door kleine familiale boeren en niet door multinationals. Als buitenlandse investeerders landbouwgrond inpalmen, dan wordt het lokale boeren onmogelijk gemaakt om voedsel voor zichzelf en hun omgeving te verbouwen. In de reportage stelt Karuturi dat hij best wil produceren voor voedselhulpprojecten. "Of hoe dit ‘nieuwe landbouwmodel’ de kleine boeren tot ballingen maakt op hun eigen grond", klinkt het in de reportage.
Meer informatie: Reportage 'Planeet te koop'
Bron: Panorama