Leeftijdsgrens voor opsporingstests BSE gaat omhoog
De leeftijd waarop bemonstering en analyse zal worden uitgevoerd, is vastgesteld op 48 maanden. De versoepeling gaat in voor slachtingen vanaf 1 januari 2009 en is enkel van toepassing op runderen die geboren werden in België, Denemarken, Duitsland, Finland, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Runderen die geboren worden in andere landen blijven het voorwerp uitmaken van de oude maatregelen, wat betekent dat ze vanaf 24 of 30 maanden worden getest, afhankelijk van het feit of ze wel of niet zogeheten 'risicorunderen' zijn.
Systematische snelle tests om BSE te detecteren worden sinds 2001 uitgevoerd bij gezonde runderen ouder dan 30 maanden die bestemd zijn om te worden geslacht voor menselijke consumptie. Ook risicorunderen ondergaan de test. Dat zijn dieren die ouder zijn dan 24 maanden en die ofwel gestorven zijn, ofwel waarop een noodslachting werd uitgevoerd.
Op basis van de goede resultaten van de bestrijdingsmaatregelen heeft de Europese Commissie de vijftien 'oude' lidstaten nu de toestemming gegeven de leeftijdsgrens voor de uitvoering van de snelle BSE-opsporingstesten te verhogen tot maximum 48 maanden, en dit voor de hele veestapel. Het Voedselagentschap grijpt de versoepeling aan om erop te wijzen dat "de aandacht voor het toezicht op de landbouwbedrijven geenszins mag verslappen. Dierenartsen, veehouders en veehandelaars moeten alert blijven voor runderen met zenuw- of gedragsstoornissen".
"Elk geval waarvan men niet met zekerheid BSE als oorzaak kan uitsluiten, moet nog steeds gemeld worden aan de provinciale controle-eenheid van het Voedselagentschap", luidt het.
Bron: Belga