nieuws

"Kleine korte-keten-boeren grijpen naast Vlaamse steun"

nieuws
‘Boeren investeren maar beter in Luxemburg of Vlaanderen’ kopten we gisteren naar aanleiding van een vergelijkende studie omtrent landbouwinvesteringssteun. “Je mag echter geen kleinschalige boer zijn die een hoevewinkel heeft of die groenteabonnementen verkoopt”, beweert BioForum, “want zij grijpen in de praktijk al te vaak naast de prijzenpot.”
7 juni 2012  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:18

‘Boeren investeren maar beter in Luxemburg of Vlaanderen’ kopten we gisteren naar aanleiding van een vergelijkende studie omtrent landbouwinvesteringssteun. “Je mag echter geen kleinschalige boer zijn die een hoevewinkel heeft of die groenteabonnementen verkoopt”, beweert BioForum, “want zij grijpen in de praktijk al te vaak naast de prijzenpot.”

Van acht Europese landen en regio’s ondersteunen Luxemburg en Vlaanderen hun landbouwers het best met investeringssteun. Dat bleek uit de recentste studie van het Departement Landbouw en Visserij. BioForum Vlaanderen werpt tegen dat de studie bepaalde knelpunten over het hoofd ziet. De ketenorganisatie voor biologische landbouw en voeding baseert zich daarvoor op een recente bevraging van zijn leden.

Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) hanteert een definitie van het begrip ‘actieve landbouwer’ die nadelig uitvalt voor boeren die hun producten afzetten via de korte keten. Een ‘actieve landbouwer’ mag niet meer dan 12.000 euro inkomsten halen uit niet-landbouwactiviteiten. Dat is een probleem voor boeren die niet enkel eigen producten maar ook die van collega’s rechtstreeks aan de man brengen.

“De consument verlangt een minimaal gediversifieerd aanbod, maar Vlaanderen beschouwt dit dan als handel waardoor het plafond van 12.000 euro snel bereikt wordt”, schetst BioForum het probleem. “Deze boeren runnen een economisch leefbaar landbouwbedrijf. Zij ontwikkelen korte-keten-activiteiten en werken zo mee aan een leefbaar platteland. Toch worden ze gediscrimineerd.”

“De Vlaamse overheid voert geen coherent beleid. Enerzijds wil de overheid de korte keten en biodiversiteit steunen, anderzijds vloeit de investeringssteun naar grootschalige landbouw die meestal aan monocultuur doet.” Aan het woord is Hilde Coucke van het biodynamische bedrijf De Wassende Maan.

Zij verkoopt hoeveproducten, ook producten van collega-bioboeren, rechtstreeks aan de consument. “We dragen bij aan duurzame consumptie: minder voedselkilometers, minder verpakking en minder opslag. Beter voor de boer, de consument, het milieu en de maatschappij”, meent Coucke. “Ons bedrijf is in volle evolutie, maar kan geen beroep doen op VLIF-steun omdat we zogezegd teveel aan ‘handel’ doen.”

Het minimaal bedrijfsresultaat uit landbouwactiviteiten (50.000 euro per jaar) is volgens BioForum een tweede struikelblok voor wie zijn landbouwbedrijf wil verbreden. “Het bedrijfsresultaat kan van jaar tot jaar sterk verschillen. Net in de beginjaren moet je veel kunnen investeren, maar staat je bedrijf nog niet helemaal op punt en haal je dat minimaal bedrijfsresultaat nog niet of niet altijd”, luidt het.

Jos De Clercq, biologisch vleesveehouder, heeft nog een derde bedenking bij de VLIF-regeling. Hij werkt kleinschalig en streeft naar diversificatie. Dat gaat gepaard met meerdere investeringen en hij maakt graag gebruik van tweedehands materiaal. “Hergebruik van materiaal is duurzaam en maakt het haalbaar om te diversifiëren”, stelt hij. Tweedehands landbouwmateriaal komt echter niet in aanmerking voor VLIF-steun.

Of boeren best in Vlaanderen investeren, is dan nog maar de vraag, concludeert BioForum Vlaanderen. “Dit zal allicht het geval zijn voor de landbouwondernemer die dure, grootschalige investeringen doet om te specialiseren. Maar de agro-ecologische, multifunctionele boer die streeft naar een optimaal contact met de consument blijft helaas in de kou staan.”

Beeld: bioboerderij De Wassende Maan

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek