Hoe dichter de bebouwing, hoe minder diersoorten

Onderzoek van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen en de universiteiten UCL, KU Leuven, UGent en UAntwerpen toont aan dat de biodiversiteit in steden en dichter bebouwde woonkernen dramatisch daalt tegenover echte landelijke gebieden. Sommige soorten, vooral dan insecten, zien hun aantallen teruglopen met soms bijna 90 procent. Er zijn ook soorten die het beter doen in steden dan op het platteland, maar dat compenseert bijlange niet het verlies aan diversiteit door de almaar dichtere bebouwing. Het is de eerste keer dat de biodiversiteit in steden en platteland op zo'n schaal vergeleken wordt.
16 januari 2020  – Laatste update 14 september 2020 14:53
Lees meer over:
Onderzoek van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen en de universiteiten UCL, KU Leuven, UGent en UAntwerpen toont aan dat de biodiversiteit in steden en dichter bebouwde woonkernen dramatisch daalt tegenover echte landelijke gebieden. Sommige soorten, vooral dan insecten, zien hun aantallen teruglopen met soms bijna 90 procent. Er zijn ook soorten die het beter doen in steden dan op het platteland, maar dat compenseert bijlange niet het verlies aan diversiteit door de almaar dichtere bebouwing. Het is de eerste keer dat de biodiversiteit in steden en platteland op zo'n schaal vergeleken wordt.
Voor hun studie selecteerden de onderzoekers 27 gebieden telkens van 3 bij 3 kilometer in en rond Gent, Antwerpen en Brussel. Ze onderzochten binnen die gebieden telkens negen landelijke, negen half-verstedelijkte en negen sterk verstedelijkte biotopen. En in die afgebakende gebieden kozen ze telkens drie kleinere zones van 200 bij 200 meter met verschillende graden van bebouwing. Op die manier konden ze min of meer alle gradiënten van bebouwing onderzoeken op hun soortenrijkdom of -armoede, zowel in sterk verstedelijkte als in landelijke gebieden.
 
Binnen die gebieden werden een aantal belangrijke groepen van organismen met elkaar vergeleken. De biologen bemonsterden de 81 geselecteerde plekken regelmatig met vangnetten en vallen, en bekeken van tien ongewervelde diergroepen hoe talrijk en hoe soortenrijk ze waren. Ze onderzochten raderdiertjes, watervlooien, dag- en nachtvlinders, loopkevers, spinnen, motten, krekels, sprinkhanen en slakken.
 
De conclusies zijn duidelijk: verstedelijking doet de soortenrijkdom sterk dalen en decimeert de populaties. In dicht bebouwde gebieden leven tot 85 procent minder vlinders dan in landelijk gebied. "In alle verstedelijkte gebieden bleken altijd dezelfde soorten voor te komen", zegt evolutiebioloog Frederik Hendrickx van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). "Die soorten die er overleven, doen het dikwijls zelfs goed. En sommige soorten die in de steden voorkomen, vind je zelfs niet op het platteland. Maar de diversiteit is duidelijk veel kleiner. Dat sommige soorten verstedelijkte gebieden nodig hebben voor hun overleven, is dan misschien positief, maar het aandeel van die soorten weegt bijlange niet op tegen het soortenverlies en de gedecimeerde populaties van andere soorten op het platteland."
 
Uit het onderzoek blijkt dat niet zozeer de verstedelijking zelf de meest bepalende factor is, maar de dichtheid van de bebouwing. Zo stelden de onderzoekers in kleine landelijk dorpskernen vast dat de soortenaantallen en hun populaties bijna even erg terugliepen als in de grote steden, van zodra de kernen volgebouwd raakten. "Algemeen is er sprake van een enorme vervlakking van de biodiversiteit in verstedelijkt gebied”, aldus Hendrickx.
 
België is met gemiddeld 371 inwoners per vierkante kilometer een van de meest verstedelijkte landen van Europa. Ook wereldwijd is de bouwwoede groot: de bebouwde oppervlakte zal tussen 2000 en 2030 verdrievoudigen. Onderzoekers vermoeden al langer dat natuur- en landbouwgebied omzetten in stadsomgeving een negatief effect heeft op biodiversiteit. Maar in welke mate, was tot nu toe niet duidelijk.
 
De invloed van verstedelijking op het milieu is complex. "De belangrijkste reden voor de achteruitgang is hoogstwaarschijnlijk dat het leefgebied van vele soorten er continu verstoord en versnipperd wordt", zegt Hendrickx. "Er is ook lucht-, water- en bodemverontreiniging, en hinder door licht, geuren en geluiden. Daarnaast heb je in dichter bebouwde gebieden een andere waterhuishouding door het vele asfalt en beton. Die houden ook warmte vast, waardoor in steden een ander microklimaat heerst, het zogenoemde hitte-eilandeffect. Soorten die zich niet via de lucht over grote afstanden kunnen verspreiden, worden bovendien integraal uit het verstedelijkte milieu gefilterd, met een dramatische achteruitgang van de soortenrijkdom tot gevolg."
 
Hendrickx pleit voor een volledige betonstop. "Ook de kleine verloren hoekjes in de stad, die nu soms ten prooi vallen aan de bouwwoede en waarvan men denkt dat ze waardeloos zijn, kunnen beter braak blijven liggen", vindt Hendrickx. "Soms is de soortenrijkdom daar nog het grootst."
 
Naast de betonstop is het behoud en de bescherming van grote geconnecteerde stukken natuurlijk leefgebied de meest effectieve manier om de vervlakking tegen te gaan. "Groene ruimte in de stad is nodig om een aangename en gezondere stadsomgeving te creëren, maar ze blijkt het verlies aan biodiversiteit door verstedelijking niet te compenseren. Stadsplanners zouden prioriteit moeten geven aan het beschermen en verbinden van natuurlijke habitatrelicten wanneer ze de groene infrastructuur in de stad verder ontwikkelen", besluit Hendrickx.
 
De studie is gepubliceerd in het vaktijdschrift Global Change Biology.

Bron: Belga

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek