Gulden middenweg tussen stilstaan en meer koeien melken
nieuwsHet verdwijnen van de melkquota op 1 april van dit jaar was voor een aantal melkveehouders het sein om een productieverhoging door te voeren. In de sector leeft het gevoel dat groter worden noodzakelijk is, wil men melkveehouder blijven. Maar wat zijn de economische gevolgen van schaalvergroting? Pakt dat op bedrijfsniveau wel altijd goed uit? Over die vraag boog de studiedienst van het Departement Landbouw en Visserij zich. Conclusies trekken is naar verluidt moeilijk en het is onmogelijk om alle melkveehouders één gouden raad mee te geven. Op de voordelen van groei (hogere cash flow, hoger bruto saldo en hoger arbeidsinkomen) staat een grens, zoveel is duidelijk. Daarboven gaan het arbeidsinkomen en de crisisbestendigheid achteruit.
Structurele verandering is eigen aan elke economische sector. Schaalvergroting is een onvermijdelijk kenmerk binnen het proces van structurele verandering. Ook in de melkveehouderij is er al decennialang een proces van schaalvergroting aan de gang. Vaak wordt het als een mogelijke oplossing gezien om de rendabiliteit op te krikken of op peil te houden. Dalende marges per eenheid product gaat men opvangen door meer te produceren.
Bovendien kunnen bedrijven met een grotere schaal de kostprijs per eenheid product doen dalen door de vaste kosten te 'verdunnen' over een grotere hoeveelheid product. Schaalvergroting kan ook een noodzaak zijn om een bepaalde technologie op het bedrijf te introduceren. Een melkrobot is daar een voorbeeld van want de bedrijfsgrootte moet evolueren naar 60 melkkoeien of een veelvoud daarvan om de investering te doen renderen als een (dure) melkrobot in staat is om 60 koeien te melken.
Daarnaast is het ontegensprekelijk ook zo dat grotere bedrijven schaalnadelen kunnen ondervinden. Wanneer bijvoorbeeld meer landbouwgrond nodig is, kan de afstand tussen de bedrijfszetel en de percelen gemiddeld groter worden en dus de arbeidsbehoefte per hectare toenemen. Of bij een stijgende veestapel moet een deel van de taken (b.v. klauwkappen, veldwerkzaamheden) uitbesteed worden omdat de beschikbare familiale arbeid grenzen heeft.
Met het verdwijnen van de melkquota op 1 april heeft een aantal melkveebedrijven een grote sprong gemaakt in hun ontwikkeling. Heeft dat financieel wat opgeleverd, is een vraag die de sector sterk bezig houdt gelet op de positieve en negatieve effecten die we hierboven toegelicht hebben. De boekhoudkundige gegevens van de melkveebedrijven die deel uitmaken van het landbouwmonitoringsnetwerk van de Vlaamse overheid maken het mogelijk om daar een antwoord op te formuleren.
Algemene conclusies trekken over de gevolgen van schaalvergroting is niettemin moeilijk, zo niet onmogelijk. Er is niet één advies dat alle melkveehouders voor hun eigen bestwil kunnen volgen. Uit de diverse analyses komt naar voren dat grotere melkveebedrijven gemiddeld een hoger bruto saldo, een hoger arbeidsinkomen en een grotere cashflow per 100 liter geproduceerde melk hebben. Daarop staat echter een grens. Als het bedrijf te groot wordt, dalen de marges per eenheid product opnieuw. De positieve relatie tussen schaalgrootte en economische resultaten werd gevonden tot en met de bedrijven die tussen 500.000 en 750.000 liter melk op jaarbasis produceren. De groep met de grootste bedrijven, met een jaarproductie van meer dan 750.000 liter, presteert gemiddeld beter dan het sectorgemiddelde, doch minder goed dan de tweede grootste groep bedrijven.
Ook de mate waarin er gegroeid wordt, speelt een rol. Niet groeien verlaagt zowel het inkomen van het bedrijf als de crisisbestendigheid. Te sterk groeien verlaagt opnieuw datzelfde inkomen en de crisisbestendigheid. “Ergens tussen beide uitersten ligt het optimale groeipad”, concluderen de onderzoekers van de landbouwadministratie. “Hoe groter het bedrijf, hoe meer groei het in regel aankan. De optimale groei valt echter onmogelijk te becijferen en verschilt van bedrijf tot bedrijf.” Uit de vergelijking van bedrijven volgens procentuele groeisterkte valt op dat de sterkste groeiers en de bedrijven die niet groeien hun rentabiliteit per 100 liter melk het sterkst zien achteruitgaan. Het zijn de bedrijven met een matige tot sterke groei die relatief betere economische prestaties kunnen voorleggen.
Een andere vaststelling is dat enkel de meest succesvolle groeiers – in termen van cashflow per 100 liter melk – niet alleen hun bruto saldo maar ook hun arbeidsinkomen positief zien evolueren. Toch vinden de onderzoekers dat schaalvergroting een succesvolle strategie is om het inkomen te verhogen. Zij verklaren zich nader: “Als men de evolutie van het arbeidsinkomen als maat voor het al of niet succesvol zijn van een investering zou nemen, zouden weinig (grote) investeringen gebeuren. Het is normaal dat bedrijven die sterker investeren hun arbeidsinkomen in de eerstvolgende jaren sterker zien afnemen. Daarom wordt beter gewerkt met het bruto saldo en de cashflow als indicator. De cashflow is hierbij meer aangewezen dan het bruto saldo omdat ook de evolutie van de werkelijk betaalde vaste kosten mee in rekening wordt gebracht.”
Meer info: Departement Landbouw en Visserij