Foutmarge op nitraatresidu is groter dan gedacht
nieuwsLandbouwers weten intussen of ze maatregelen opgelegd krijgen vanwege een te hoog nitraatresidu op één van hun percelen. Het najaar van 2012 was op dat vlak beduidend beter dan voorgaande jaren. Toch heeft de Mestbank 'slecht nieuws' voor bijna 3.000 landbouwers. Als reactie op de voorlopige resultaten van een VITO-studie vraagt Boerenbond om beter rekening te houden met de veldvariabiliteit.
De Vlaamse Landmaatschappij verstuurde op 14 februari ruim 14.000 brieven met de resultaten van de recentste nitraatresiducampagne. 11.048 landbouwers kregen het gunstige nieuws dat het nitraatresidu op hun percelen in orde is. Bij 2.973 landbouwers waren de resultaten niet goed, wat een risico op uitspoeling van nitraat naar grond- en oppervlaktewater inhoudt. Zij krijgen daarom een maatregelenpakket opgelegd.
Het gemiddelde nitraatresidu kwam in 2012 uit op 53 kilo per hectare. Dat is significant beter dan de resultaten in 2011 en 2010. De dalende trend die zich vanaf 2007 manifesteerde, wordt zo bevestigd.
"De nitraatresidumetingen vormen geen doel op zich", benadrukt Vlaams volksvertegenwoordiger Tinne Rombouts (CD&V), "maar zijn een middel om de Europese doelstellingen te kunnen bereiken." Ook voor een sensibiliserend instrument is de betrouwbaarheid van het instrument cruciaal. Daarom wil Rombouts weten hoe groot de veldvariabiliteit is.
De veldvariabiliteit slaat op de ongelijke verdeling van het nitraatresidu in het veld. Hierdoor kunnen de resultaten van de stalen die op verschillende plaatsen zijn genomen, afwijken. Het is belangrijk dat de veldvariabiliteit niet met het begrip 'meetonzekerheid' wordt verward. Meetonzekerheid is immers aan meetfouten te wijten. Het kan dan gaan om een staal dat niet op correct wijze is genomen of om een fout in de analyse.
De voorbije jaren heeft minister van Leefmilieu Joke Schauvliege ervoor gezorgd dat de meetfouten op de bodemstalen zeer gering zijn geworden. Vorig jaar gaf ze onderzoeksinstelling VITO de opdracht om meer duidelijkheid te verschaffen over de veldvariabiliteit. "De resultaten van de definitieve studie heb ik nog niet, alleen voorlopige resultaten uit een ontwerpversie", antwoordt Schauvliege op de vraag van Rombouts.
Uit die voorlopige resultaten blijkt de in de vorige studie (2000) bepaalde veldvariabiliteit van gemiddeld 30 procent voor een aantal teelten correct. Met betrekking tot andere teelten, zoals begraasd gras, granen en maïs, stelt de analyse van VITO dat de veldvariabiliteit gemiddeld groter is dan de oorspronkelijk aangenomen variabiliteit van 30 procent.
Minister Schauvliege zal de resultaten van de studie bespreken met de Europese Commissie en eventueel bijkomende wetenschappelijke adviezen afwachten. In overleg met de betrokken actoren zal de minister nagaan of één en ander dient te worden aangepast. Half februari kennen landbouwers met percelen met een te hoog nitraatresidu hun maatregelenpakket. "Nadien zullen we nagaan of die maatregelen eventueel nog moeten worden bijgestuurd of aangepast", belooft Schauvliege.
Boerenbond heeft er altijd op gehamerd dat de foutenmarge veel ruimer is dan 30 procent. Naar aanleiding van de VITO-studie vraagt de organisatie rechtszekerheid voor de landbouwers. "De (hogere) marges die in de studie naar boven gekomen zijn, moeten worden gebruikt bij het opleggen van de maatregelenpakketten", vindt Boerenbond. Ook het Algemeen Boerensyndicaat sprak recent het vermoeden uit dat de onzekerheid op staalnames groter is dan 30 procent en maakte zich daarom druk over de maatregelenpakketten.
Bron: eigen verslaggeving/Boer&Tuinder