Commissie voor afwijkingen op PAS-referentie 2030 binnenkort van start
nieuwsEen jaar na de inwerkingtreding van het stikstofdecreet krijgen veehouders met een afwijkende veebezetting in 2021 meer duidelijkheid over hun PAS-referentie 2030, een fundamenteel element in de vergunningsverlening. De commissie die individueel beoordeelt wie in aanmerking komt voor een afwijkende berekening van de PAS-referentie, wordt binnenkort operationeel. Dat bevestigt het kabinet van Vlaams minister van Omgeving en Landbouw Jo Brouns (cd&v).
Wat is de PAS-referentie 2030?
Elk Vlaamse varkens-, pluimvee- en rundveebedrijf dat op 23 februari 2022 vergund was, heeft een PAS-referentie 2030. Dit is een bedrijfsuniek emissieplafond waar de veehouder aan moet voldoen indien hij zonder uitgebreide passende beoordeling een nieuwe vergunning wenst voor onbepaalde duur na 2030. Deze PAS-referentie 2030 is de vertaling van de doelstellingen opgenomen in het stikstofakkoord op bedrijfsniveau. Naargelang de bedrijfssituatie zullen heel wat veehouders grote stikstofreducties moeten doorvoeren om onder hun emissieplafond te geraken tegen 2030.
Afwijkende berekening
Sinds de inwerkingtreding van het stikstofdecreet in februari 2024 weten Vlaamse veehouders dat hun PAS-referentie 2030 ongunstig uitvalt als hun veebezetting in 2021 niet representatief was. Dat jaar dient als basis voor de berekeningen van de PAS-referentie. Voor veehouders die in dat jaar te maken hadden met overmacht voorzag de Vlaamse regering echter een uitzondering in het stikstofdecreet. De specifieke uitzonderingsregels werden pas in september 2024 vastgelegd in een besluit van de Vlaamse regering.
Hierin werd bepaald dat bedrijven die in die periode door overmachtssituaties zoals een ongeluk, natuurramp of overlijden een verminderde veebezetting hadden, een afwijkende berekening konden aanvragen. Ook bedrijven die na 2016 investeerden en daardoor tijdelijk minder dieren hielden, bijvoorbeeld door de bouw van een nieuwe stal, komen in aanmerking. Dit geldt eveneens voor bedrijven met vergunningen na 2016 die een uitbreiding van het aantal vergunde dierplaatsen inhielden, of bedrijven die pas na 2021 een vergunning kregen.
Daarnaast werd in september beslist dat een commissie elke aanvraag voor een afwijkende referentiesituatie individueel zou beoordelen. Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers van het Departement Omgeving, de Vlaamse Landmaatschappij, de landcommissie van de provincie waarin het bedrijf gevestigd is, en het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. Veehouders die menen in aanmerking te komen, kunnen hun aanvraag daar indienen – zodra de commissie effectief van start gaat.
Waiting game
Vleesveehouder Kurt Gheleyns kent de onzekerheid rond de vergunningsprocedure als geen ander. Sinds vorig jaar wil hij zijn vleesveestal vernieuwen, maar zijn vergunning blijft uit, waarschijnlijk omdat hij onder de uitzonderingsregeling valt. “In 2020 kreeg ik een vergunningsuitbreiding, maar in 2021 zat ik nog niet aan dit aantal, waardoor dat productiejaar niet als referentie kan dienen”, legt Gheleyns uit. Hij hoopt in de zomer met de bouw te starten, wanneer zijn koeien in de weide kunnen. “Het contract is al getekend en de bouwfirma kan meteen aan de slag. Maar de timing wordt nu wel erg krap”, voegt hij toe.
Wanneer de commissie de aanvraag ontvangt, heeft zij twee maanden om te beslissen of Gheleyns aan de afwijkingsvoorwaarden voldoet. Daarna krijgt hij een maand om te reageren, gevolgd door nog eens 60 dagen waarin de commissie een definitieve beslissing neemt. Bij een positief antwoord kan hij dan pas zijn vergunning in orde brengen en starten met de bouw. Een strakke deadline.
Toch lijkt er nu eindelijk schot in de zaak te komen. De opstart van de commissie wordt eerstdaags verwacht, zo bevestigt het kabinet-Brouns. De vorming van de nieuwe Vlaamse regering, de herverdeling van bevoegdheden en de aanstelling van de commissieleden namen enige tijd in beslag, maar de laatste hordes lijken nu genomen. Hierdoor zullen ook deze veehouders binnenkort hun definitieve PAS-referentie 2030 kennen.
