Clichés over boeren blijken achterhaald
nieuwsDat boeren op het platteland wonen, is geen verrassing. Ook blijkt dat ze iets sneller vergrijzen dan de andere beroepscategorieën. Anderzijds haken ze niet fenomenaal sneller af binnen de zware beroepsjaren tussen de 30 en de 50 jaar. Narmate ze meer ruimte krijgen - in de echte plattelandsgemeenten - zijn de landbouwers gemiddeld jonger. Daar vinden boeren wél opvolgers binnen, of desnoods buiten het eigen gezin.
Boeren zijn zeker geen eenzaten. Het Boer zkt Vrouw -cliché klopt dus niet. De gemiddelde boer trouwt jong. Van de voltijdse boeren onder de dertig jaar is amper een kleine helft vrijgezel. Bij de rest van de bevolking is dat meer dan driekwart. Eenmaal getrouwd, in hun meest actieve jaren, tussen hun dertigste en vijftigste, blijven boeren getrouwd. Ze zijn dat voor 85 procent.
Amper 3,5 procent scheidt, en dat percentage steekt schril af tegen de 11 procent bij de niet-boeren. En ook nadien scheiden ze viermaal minder uit de echt dan andere beroepscategorieën. "Bij de landbouwhuishoudens zijn er duidelijk minder alleenstaanden, koppels zonder kinderen en alleenstaande ouders", zegt onderzoeker Smets. Gemiddeld hebben getrouwde boeren 2,1 kinderen tegen 1,8 bij de niet-boeren.
Amper 27 procent van alle landbouw-koppels is voltijds geëngageerd in dezelfde stiel. Jonge boeren laten hun vrouw zonder bezwaar buitenshuis werken. 84 procent van de mannelijke boeren hebben een vrouw-in-bijberoep. In één derde van die gevallen gaat het zelfs om een voltijdse baan. Die boerinen-na-hun-uren zijn vooral aan de slag als bedienden, zelden als ambtenaar.
Opmerkelijk is dat boeren gemiddeld 20 uur per week langer werken dan de rest, en daarin zijn géén huishoudelijke taken opgenomen. Maar na hun veertigste doen ze het vanzelf heel wat kalmer aan. Hebben ze internet? Als ze kinderen hebben wel, net als andere gezinnen. Het GSM-gebruik is vergelijkbaar met dat van andere gezinnen.
"Door de band genomen hebben landbouwers een iets minder hoog onderwijsniveau dan anderen", meldt Smets. Maar, als hij het heeft over de minderheidscategorie van voltijdse boerinnen, geldt het omgekeerde. "Zij tellen meer hooggeschoolden in hun groep dan hun mannelijke collega's".' En bovendien heeft het laaggeschoold profiel te maken met de iets snellere vergrijzing van de boerenbevolking. Onder de 30 jaar zijn boeren beter, vaker zelfs hoger geschoold dan de rest van de bevolking. "Dit wijst erop dat jonge landbouwers meer dan vroeger een opleiding volgen voor ze in het beroep stappen".
Bron: Het Volk</i>