Brouns: "Vlaams GLB-plan legt lat hoger, maar biedt ook veel kansen"

Dat de steun voorbehouden wordt voor actieve landbouwers en dat jonge landbouwers en kleine bedrijven in verhouding een groter aandeel van de steun krijgen, vindt Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns (cd&v) de mooiste verwezenlijking van het Vlaams strategisch plan 2023-2027. “Ik erken dat de lat op milieuvlak een pak hoger wordt gelegd, maar anderzijds zitten er veel middelen en mogelijkheden in de ecoregelingen”, beweert hij. De kritiek die er recent kwam op de aanpak van het dossier noemt hij dan weer onterecht.

8 december 2022  – Laatste update 9 december 2022 24:22
Lees meer over:
Brouns4

Een paar weken nadat er in de schoot van de Vlaamse regering een akkoord werd bereikt over de hervorming van de pachtwet – na jarenlange discussies - mag Brouns nu al een tweede belangrijk dossier afvinken. De Europese Commissie heeft maandag zijn fiat gegeven over het Vlaams Strategisch Plan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De details van het Vlaamse GLB-plan brengt VILT de komende dagen en weken, maar eerst polsten we bij minister Brouns hoe hij zelf kijkt naar het nieuwe plan dat de landbouw in de periode 2023-2027 vorm moet geven.

Waar bent u het meest fier over in dit plan?

Brouns: Het meest fier ben ik op de grote principes die achter het plan zitten. Enerzijds behouden we de steun voor aan actieve landbouwers. We vormen hiermee een uitzondering in de Europese Unie. Dat betekent dat enkel wie een belangrijk deel van zijn inkomen uit landbouw haalt, nog GLB-steun zal kunnen krijgen. Zo zullen op termijn ook pensioenboeren moeten kiezen: willen ze een pensioen ontvangen of hebben ze liever GLB-steun? Beiden zal niet meer kunnen.

Binnen de groep van actieve landbouwers krijgen de jonge landbouwers extra steun in de rug. Voor jonge, startende landbouwers verdubbelt de basispremie als het ware. Zij kunnen bij de opstart of overname van een bedrijf ook rekenen op een flinke duw in de rug. En voor de investeringssteun wordt het steunpercentage automatisch verhoogd met 10 procent wanneer jongeren een duurzame investering doen. Ook de focus op actieve landbouwers, mag je als een ruggensteun zien voor de jongeren aangezien toegang tot grond voor onze jongeren een topprioriteit is.

Een derde principe dat je doorheen heel het plan terugvindt, is het zogenaamde ‘staffelen’. Dit betekent dat we kleine bedrijven in verhouding meer steun gaan geven. Ik begrijp dat binnen de landbouwsector niet iedereen hiervoor stond te springen, maar toch vinden we dit een belangrijk principe. Op deze manier geven we waarde aan de logica dat bedrijfsgrootte een economisch gegeven is. Kleine bedrijven kunnen de schaalefficiëntie van grote bedrijven niet nastreven en door hen extra steun toe te kennen, willen we vermijden dat constante groei noodzakelijk is om te overleven.

Tenslotte is er ook een heel breed pakket aan ecoregelingen waarop landbouwers, rekening houdende met hun eigen realiteit, uitdagingen en ambities, kunnen intekenen. Doordat deze maatregelen éénjarig en vrijwillig zijn, geven we uitvoering aan wat we altijd als basis genomen hebben. We stimuleren onze landbouwers om nog verder te verduurzamen, maar geven iedereen de kans om daar vanuit de eigen bedrijfsrealiteit aan bij te dragen.

Het is belangrijk dat landbouwers anders naar het GLB leren kijken. Ze moeten eerst beslissen waar ze met hun bedrijf naartoe willen en dan uit het pakket de maatregelen kiezen die daaraan kunnen bijdragen

Jo Brouns - Vlaams minister van Landbouw (cd&v)

De landbouworganisaties zeggen dat het nieuwe plan beduidend meer verplichtingen inhoudt zonder een hogere vergoeding. Klopt dat?

Ik begrijp dat in de ‘conditionaliteit’ een aantal fundamentele aanpassingen zitten. Die conditionaliteit is te vergelijken met wat we vandaag verstaan onder randvoorwaarden. Al gaan ze wel een stuk verder. De conditionaliteit zit vervat in tien goede landbouw- en milieucondities, afgekort GLMC. Een aantal daarvan zijn impactvol, denk maar aan de bufferstroken langs waterlopen, de minimale bodembedekking, de gewasrotatie of het niet-productief areaal.

Aan die conditionaliteit moet voldaan zijn om de basisinkomenssteun te krijgen. Dus in dat opzicht begrijp ik de kritiek van de landbouworganisaties. De lat voor steun wordt een stuk hoger gelegd en dat is geen evidentie. Maar anderzijds liggen er heel veel mogelijkheden in de ecoregelingen. Daar hebben we gestreefd naar een zo breed mogelijk maatregelenpakket waaruit landbouwers kunnen kiezen om de zaken te realiseren waarvan ze de vergoeding niet uit de markt kunnen halen.

Daarom denk ik dat het belangrijk is dat landbouwers anders leren kijken naar het GLB. In het verleden waren ze vaak geneigd om te mikken op maximale steun. Vandaag komt het erop aan om te beslissen waar je met je bedrijf naartoe wil en dan uit het pakket de maatregelen te kiezen die daaraan kunnen bijdragen. Voor bepaalde keuzes is er stevige steun ontwikkeld.

Natuurpunt noemt dit strategisch plan een gemiste kans waarbij landbouwers miljoenen euro’s subsidies krijgen zonder noemenswaardige tegenprestatie. In een persbericht roepen ze op om de ergste pijnpunten nog aan te pakken. Gaat u dat doen?

Dat er vanuit de natuurbeweging opmerkingen komen op het plan en dat ze graag een aantal zaken anders gezien hadden, is op zich niet vreemd. Net zoals onze landbouworganisaties hun bedenkingen uiten. En samen met zowel landbouw- als natuurorganisaties zal er ook de komende periode een continue monitoring van het plan gebeuren.

Maar ik vind het wel jammer dat Natuurpunt het plan voorstelt als “platte subsidie, waar niets tegenover staat”. Jammer omdat het voorbij gaat aan de verschillende uitdagingen waar het GLB moet op inspelen. Die zijn zowel economisch, sociaal als ecologisch van aard. Jammer ook omdat men voorbijgaat aan de vernieuwingen die in dit GLB zijn opgenomen, denk maar aan de meer dan 50 miljoen euro die vanaf volgend jaar naar de ecoregelingen gaat.

De retoriek van de natuurorganisaties over het GLB is bijzonder jammer omdat ze onze landbouwers enorm tekort doet

Jo Brouns - Vlaams minister van Landbouw (cd&v)

Maar bovenal vind ik de retoriek jammer, omdat ze onze landbouwers enorm tekort doet. Die zijn, dag en nacht, bezig om binnen weinig evidente economische omstandigheden als familiale ondernemers hun gezin te onderhouden, kwalitatief voedsel te produceren en daarbij maximaal oog hebben voor het evenwicht met hun omgeving. Het dan voorstellen alsof ze zomaar honderden miljoenen euro ontvangen zonder noemenswaardige tegenprestatie, vind ik niet correct.  

In het persbericht dat de goedkeuring van het Vlaams plan door Europa aankondigde, zei u dat landbouwers niet alleen producenten zijn van gezond, veilig én betaalbaar voedsel zijn, maar ook landschapsbouwers. Wat bedoelt u daarmee?

Daarmee doel ik op het feit dat landbouwers, onder meer via de ecoregelingen, nu steun krijgen voor een rol die ze al lang opnemen in onze samenleving: ze maken en onderhouden het landschap in rurale gebieden. Dat is iets dat niet door kan worden vertaald naar de winkelkar en dus moeten ze daarvoor vergoed worden op een andere manier.

Op het eerste plan dat werd voorgelegd aan de Europese Commissie kwam behoorlijk wat commentaar. Is het tweede plan sterk veranderd?

Het verschil tussen beide plannen is relatief beperkt, maar hebben een zekere impact. Dat wijst erop dat de opmerkingen die de Commissie in eerste instantie had, vooral vragen om verduidelijking waren, zoals we toen ook gecommuniceerd hebben, en heel wat zaken hebben we kunnen uitleggen.

Als er bijgestuurd is, dan ging het enerzijds over de resultaatsindicatoren die in het plan zijn opgenomen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de doelstellingen rond bio. In het eerste plan stond dat we zouden streven naar een areaal van 1,7 procent bio, dat werd bijgestuurd naar 5 procent. Over de effectieve steunmaatregelen voor onze bioboeren, was de commissie dan weer wel enthousiast.  

Ook in de conditionaliteit zijn nog behoorlijk grote aanpassingen gebeurd. Daar zijn een aantal verstrengingen ingevoerd, denk bijvoorbeeld aan een uitbreiding van het aantal waterlopen waarlangs bufferstroken moeten worden voorzien. De gewasrotatie werd gelijk getrokken met hoe onze buurlanden het aanpakken en ook op vlak van minimale bodembedekking werd één en ander strenger. Voor deze twee laatste zaken was de Commissie vooral vragende partij omdat de meeste lidstaten er op die manier mee omgingen. Dat hebben we dan ook bijgestuurd.

Maar globaal genomen kan je wel zeggen dat de eisen rond milieu en natuur strenger zijn geworden in de goedgekeurde versie van het Vlaams strategisch plan.

Vorige week kreeg u nog zware kritiek van uw collega-minister Zuhal Demir (N-VA) over de manier waarop u te werk bent gegaan. U bent naar Europa gestapt zonder fiat van de Vlaamse regering?

Dat wil ik ten stelligste tegenspreken. De start van dit plan gaat ver terug, voor mijn tijd als minister. Sinds 2016 is het werk aangevat. Toen leefde nog het idee dat het nieuwe GLB-plan er moest liggen in 2021, maar die startdatum heeft de Europese Commissie uiteindelijk bijgestuurd naar 1 januari 2023.

Vanaf 2018 is er intensief overleg geweest met de verschillende stakeholders, zowel uit milieu- als uit landbouwhoek. Daaruit is een SWOT-analyse naar voor gekomen die als basis is gebruikt voor het Vlaams strategisch plan. De teksten en de maatregelen in dat plan zijn in continu overleg met de sector en het middenveld uitgewerkt. Het plan dat daaruit is voortgevloeid is in openbaar onderzoek gegaan in januari 2022.

De voltallige Vlaamse regering heeft dit plan gevalideerd in het zogenaamde krokusakkoord. Toen werden twee zaken beslist: enerzijds kreeg de landbouwminister, dat was toen nog mijn voorganger Hilde Crevits, het mandaat om de goedkeuringsprocedure met de Europese Commissie volledig te doorlopen en anderzijds werd het fiat gegeven om de bezwaren uit het openbaar onderzoek te verwerken. Begin maart is het plan voor een eerste keer doorgestuurd naar de Commissie en op dat moment werd ook het openbaar onderzoek afgerond.

Vervolgens zijn we met de opmerkingen van de Commissie en de resultaten van het openbaar onderzoek aan de slag gegaan. Die werden verwerkt en het plan werd bijgestuurd en verfijnd. Vervolgens zijn we, conform de afspraken in de Vlaamse regering, in onderhandeling gegaan met de Europese Commissie. Op 5 december hebben we daar de goedkeuring gekregen. Nu moet het plan nog een formele goedkeuring krijgen van de Vlaamse regering, de MER moet nog gevalideerd worden en we maken nog werk van de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

Dus minister Demir heeft voor haar beurt gesproken?

Iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Die zin laat ik voor uw rekening.

Bron: Eigen berichtgeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek