"Balans van Europees voorzitterschap is positief"
nieuwsMet de lancering van het politieke debat over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, de analyse van de conclusies van de High Level Group on Milk, het BSE-stappenplan en debatten over ggo’s heeft België er op landbouwvlak een geslaagd Europees voorzitterschap opzitten. “De samenwerking tussen de regio’s en het federaal niveau is heel goed verlopen”, aldus federaal landbouwminister Sabine Laruelle (MR).
Met de Europese top van vorige week is er een einde gekomen aan het officiële gedeelte van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie. Tijd dus om een balans op te maken. Minister Laruelle deed dat voor haar bevoegheidsdomein: landbouw. “Om de continuïteit van het programma te waarborgen, hebben wij in trio gewerkt met onze voorganger Spanje en onze opvolger Hongarije. Samen hebben wij een agenda voor 18 maanden opgesteld.”
De meeste aandacht ging naar het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. “Tijdens de informele raad van Terhulpen werden de grote principes van het GLB herbevestigd. Iedereen is ervan overtuigd dat een sterk landbouwbeleid in het voordeel is van zowel boer als burger. Ook het behoud van de twee pijlers werd goedgekeurd. De eerste pijler moet vooral dienen om de volatiliteit op te vangen, de tweede pijler moet dan weer flexibeler ingezet kunnen worden”, vatte Laruelle de conclusie samen.
Hoewel er over de grote principes heel wat consensus is, zal er over de invulling ervan nog veel gediscussieerd worden. “Zo hadden we al een zeer boeiend debat over hoe het begrip ‘actieve landbouwers’ moet worden ingevuld. Er gaan stemmen op om niet de persoon te definiëren, maar wel de activiteit”, zegt de federale landbouwminister. Zij wijst er ook op dat het heel belangrijk was om op voorhand de prioriteiten van het GLB vast te leggen om zo een sterker dossier te hebben wanneer het budget moet worden vastgelegd.
De conclusies die het Belgisch voorzitterschap formuleerde over het rapport van de High Level Group on Milk werden ondersteund door een gekwalificeerde meerderheid (75% van de zuivelproductie in de EU). “De voorstellen rond contractualisering, de onderhandelingspositie van producenten, brancheorganisaties en de verbetering van de transparantie in de voedselketen werden over het algemeen positief onthaald, zonder de werking van de interne markt in gevaar te brengen”, legt Laruelle uit.
Ook kon België in Europa een akkoord bereiken over een BSE-stappenplan. “We slaagden erin om bij de lidstaten unanimiteit te bereiken over reële versoepelingen van de controles en over de aanpassing van de maatregelen. Zo zijn we erin geslaagd om het verbod op diermeel te laten herzien en konden we ook de leeftijdsgrens voor snelle tests voor runderen optrekken van 30 naar 48 maanden voor 17 landen, waaronder België”, klinkt het uit de mond van Laruelle.
Een laatste prioritair punt op de landbouwagenda waren ggo’s. “In dat kader ging er vooral veel aandacht naar het voorstel van de Commissie om de lidstaten de mogelijkheid te geven om zelf de teelt van ggo’s op hun grondgebied in te perken. Gelukkig was er voor dit subsidariteitsbeginsel onvoldoende aanhang, want dit zou een stap terug zijn voor de Europese samenwerking”, stelt Laruelle. Zij was bijzonder tevreden dat de samenwerking met de regio’s zo goed is verlopen. “We hebben allemaal aan dezelfde kar getrokken.”
Ook Vlaams minister-president Kris Peeters deelt die mening. “Het voorzitterschap is een voorbeeld van hoe ook in België samengewerkt kan worden tussen de verschillende regeringen. Pragmatisch aan oplossingen werken, is de beste manier om resultaten te boeken”, stelt hij. Peeters is vooral blij over het werk dat in de raden Milieu, Industrie, Sport en Visserij is geleverd. “We hebben aan geloofwaardigheid gewonnen.”
De Vlaamse regering heeft tijdelijk 80 ambtenaren aangeworven voor het voorzitterschap. “Ook in de toekomst blijft Vlaanderen meer dan ooit gericht op Europa”, aldus de minister-president.
Bron: eigen verslaggeving/De Tijd