Vrijwillig statuut natuurverbindingsgebied bevestigd
nieuws“Natuurverbindingsgebieden moeten niet per definitie vertaald worden in stedenbouwkundige afbakeningen en kunnen ook op vrijwillige basis ingevuld worden. Ook andere instrumenten zoals beheerovereenkomsten zijn daarvoor nuttig”, antwoordde minister Schauvliege op een vraag om uitleg van Vlaams volksvertegenwoordiger Jos De Meyer in de commissie Leefmilieu.
Natuurverbindingsgebieden worden aangeduid in die gebieden die van belang zijn voor de migratie van dieren en planten tussen de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Ze worden gekenmerkt door de aanwezigheid van lijnvormige kleine landschapselementen als verbinding tussen grotere natuurgebieden. Het zijn gebieden waar over het algemeen andere functies, bijvoorbeeld landbouw, als hoofdgebruik voorkomen en waar de natuurfunctie ondergeschikt is.
In het werkveld waren er meningsverschillen ontstaan over het juridisch statuut en de impact van deze natuurverbindingsgebieden. Natuurorganisaties zien die verbindingsgebieden als verplichte en noodzakelijke maatregel om de natuurdoelen in de speciale beschermingszones te realiseren. De landbouworganisaties betwisten dit, want volgens hen kan het niet dat er tussen de speciale beschermingszones natuurverbindingsgebieden worden aangelegd die hetzelfde statuut hebben als die speciale beschermingszones. Er zou in dit geval geen rekening gehouden worden met de ruimtelijke bestemming agrarisch gebied.
Daarom vroeg Jos De Meyer meer duidelijkheid aan minister Schauvliege. Zij bevestigt dat natuurverbindingsgebieden los staan van de instandhoudingsdoelstellingen en de afbakening van de speciale beschermingszones. “Deze functie moet dus niet per definitie vertaald worden in stedenbouwkundige afbakeningen. Het kan ook op vrijwillige basis ingevuld worden of via beheerovereenkomsten. Een ander belangrijk instrument zijn de soortenbeschermingsprogramma’s”, aldus de minister.
Natuurverbindingsgebied is dus een mogelijke planologische nevenbestemming die enkel kan aangewezen worden via provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. “Ten aanzien van eigenaars of grondgebruikers kunnen enkel stimulerende maatregelen genomen worden die erop gericht zijn de verbindingsfunctie of de bestaande natuurelementen in stand te houden of te verbeteren en de kleine landschapselementen te onderhouden of beheren”, zegt Schauvliege. Ze benadrukt ook dat er daardoor geen sprake kan zijn van afstandsregels of andere geboden en verboden in deze gebieden.