Rechtstreekse steun maakt kwart uit van landbouwinkomen
nieuwsHet Vlaams landbouwbeleid wordt grotendeels bepaald door het Europees landbouwbeleid, zo blijkt uit het Landbouwrapport 2010. De Europese landbouwsubsidies maken een aanzienlijk deel uit van het landbouwinkomen. Minister-president Kris Peeters hield een pleidooi voor meer flexibiliteit om “maximaal te kunnen inspelen op het intensieve, duurzame karakter van de Vlaamse landbouw in een veelal peri-urbane omgeving”.
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) omvat twee pijlers. Traditionele markt- en prijssteun en rechtstreekse steun vormen de eerste pijler. Het plattelandsontwikkelingsbeleid vormt de tweede pijler. Voor het landbouwbeleid wordt 2011 een cruciaal jaar omdat de Europese Commissie heeft aangekondigd de eerste wetgevende voorstellen omtrent het nieuwe GLB op tafel te zullen leggen. “Om in te spelen op de specifieke kenmerken van de Vlaamse landbouw, zullen wij pleiten voor meer flexibiliteit tussen pijlers I en II van het GLB en meer flexibiliteit binnen pijler II”, kondigde Kris Peeters aan bij de voorstelling van het LARA. Voor de uitvoering op het terrein verwees de minister-president ook naar de nieuwe sensibiliseringsactie ‘landbouwers ondernemers in het kwadraat’ die de rode draad wordt doorheen het Vlaamse beleid in 2011.
Volgens het recent verschenen Landbouwrapport hebben 23.500 landbouwers in Vlaanderen bijna 269 miljoen euro aan rechtstreekse inkomenssteun ontvangen in 2009. Dat is gemiddeld 11.450 euro per bedrijf. De toeslagrechten nemen daar ruim 233 miljoen euro van in. De zoogkoeienpremie is goed voor 29,1 miljoen euro en de slachtpremie kalveren voor 5,7 miljoen euro. De rechtstreekse steun is niet gelijk verdeeld. De 20 procent bedrijven met de meeste steun, ontvangen precies 56 procent van de steun, terwijl de 20 procent bedrijven onderaan de ladder slechts 1,3 procent steun ontvangen. Oudere bedrijfsleiders (vooral 65 jaar of ouder) ontvangen ten opzichte van hun aandeel in de bedrijven een kleiner percentage inkomenssteun. Vennootschappen en jongere bedrijfsleiders ontvangen in verhouding meer rechtstreekse steun.
Wat het plattelandsontwikkelingsbeleid betreft, bedraagt het budget voor het Vlaams Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013 voor de volledige periode 713,5 miljoen euro. Vlaanderen heeft met dat geld ingezet op de prioriteiten hernieuwbare energie, klimaat, waterbeheer, biodiversiteit en herstructurering in de zuivelsector. Investeringen met een positieve bijdrage tot het milieu zijn in 2009 goed voor 26,6 miljoen euro of 46 procent van de door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) toegekende investeringssteun. Het grootste deel ervan gaat naar WKK-installaties, zonnepanelen, zonneboilers en ammoniakemissiearme varkensstallen. Het areaal agromilieumaatregelen waarvoor nog nieuwe contracten kunnen worden afgesloten, is verder gestegen met 2.680 hectare. De beheerovereenkomst water is het meest populair bij landbouwers. Het totale areaal agromilieumaatregelen is in 2009 sterk gedaald ten opzichte van 2008 door de stopzetting van de steun voor groenbedekkers, die nu deel uitmaken van de goede landbouwpraktijk.
De rechtstreekse steun maakte in 2008 gemiddeld vijf procent uit van de opbrengst en 25 procent van het bedrijfsinkomen in de land- en tuinbouw. Voor plattelandsontwikkelingssteun is dat gemiddeld twee procent van de opbrengst en negen procent van het bedrijfsinkomen. De melkveehouderij heeft met 27 procent het grootste aandeel in de rechtstreekse steun, gevolgd door vleesvee met 18 procent en gemengd rundvee met 11 procent. De tuinbouw ontvangt slechts één procent van de rechtstreekse steun, maar laat met 21 procent van de plattelandsontwikkelingssteun wel de varkens- en melkveebedrijven achter zich.
Meer info: Landbouwrapport 2010