Efsa relativeert gevolgen eventuele afbouw BSE-tests
nieuwsDe eerste maatregelen die genomen werden tegen de verspreiding van BSE dateren van 1994. Meest ingrijpend zijn de verwijdering van risicomateriaal bij de slacht, het diermeelverbod en de verplichte BSE-tests voor oudere dieren. Runderen ouder dan dertig maanden moeten voor de slacht verplicht getest worden op de gekkekoeienziekte. Indien deze drempel zou opgetrokken worden tot 84 maanden, dan zouden in de EU-15 jaarlijks allicht "minder dan zes" bijkomende BSE-gevallen gemist worden, aldus Efsa.
Zelfs voor zogeheten risicodieren heeft een verhoging van de leeftijdsdrempel van de huidige 24 maanden naar 48 maanden volgens Efsa nauwelijks een impact op de volksgezondheid. Hierdoor zou minder dan één extra BSE-geval per jaar aan de aandacht ontsnappen. Risicodieren worden gedefinieerd als runderen die stierven op het landbouwbedrijf, een noodslachting ondergingen of klinische symptomen van eender welke ziekte vertoonden bij de slacht.
Op vraag van België heeft Efsa ook onderzocht wat de gevolgen zouden zijn indien de BSE-tests worden stopgezet voor dieren die geboren werden na 31 december 2003, dat is ongeveer drie jaar na de invoering van het diermeelverbod. In dat geval zouden in de EU-15 minder dan zes bijkomende BSE-gevallen onopgemerkt blijven.
In ons land dateert het laatste BSE-geval van 15 maart 2005. Niettemin kost de gekkekoeienziekte België op jaarbasis nog altijd meer dan 18 mijoen euro, dat is zowat tien procent van het budget van het Voedselagentschap. Per rund factureert het Voedselagentschap een bedrag van 11,07 euro aan het slachthuis, dat de rekening doorstuurt naar de eigenaar van het geslachte dier.(KS)