CLE gematigd optimistisch over toekomst varkenshouderij
nieuwsOm tot een duurzame varkenshouderij te komen, moeten de komende jaren een aantal taakstellingen volbracht worden. Zo moet de mineralen-efficiëntie in elke deelsector van de veehouderij geoptimaliseerd worden. Een goede scheiding en voldoende transparantie van de mestafzetmarkt zijn onontbeerlijk. De operationele mestverwerkingscapaciteit moet opgedreven worden tot tenminste 2 miljoen ton varkensmest en een kleine 1 miljoen ton pluimveemest. Ten slotte moeten de mogelijkheden van individuele schaalvergroting binnen regionale beperkingen benut worden.
De individuele varkenshouder moet geresponsabiliseerd worden om dit beleid te ondersteunen. Hij moet inzien dat een efficiënt mineralenmanagement zelfs lonend is voor de bedrijfsrendabiliteit. Het tot stand komen van mestverwerking valt uiteraard buiten het beslissingsveld van de individuele varkensboer. Wél heeft hij er belang bij om initiatieven ter zake maximaal te ondersteunen, bijvoorbeeld door een aanbod te garanderen.
Volgens het CLE zal de sector bedrijfsstrategieën naar meer efficiëntie en verzekerde mestafzet moeten ondersteunen, eventueel zelfs coördineren. Een marginale afbouw van de varkensstapel zal weinig effect ressorteren.
Anderzijds is ook een eenzijdige gerichtheid op de varkenshouderij als sector die voor de oplossing van de mestproblematiek moet zorgen, is een weinig efficiënte handelswijze. Tien procent afname op de excretie van alle veegroepen is efficiënter dan de afbouw van een deel van de varkensstapel met dezelfde hoeveelheid excretie, hetgeen sowieso een definitief verlies aan inkomen-genererend vermogen in de landbouw en aan toegevoegde waarde in de productieketen betekent. Een tijdelijke inkrimping van de veestapel is echter het overwegen waard.
De wetgever heeft de mestproblematiek in het verleden aangepakt met command-and-control-maatregelen. In de milieu-economie worden dergelijke maatregelen over het algemeen als inefficiënt ervaren. Het CLE wijst erop dat efficiënte maatregelen zoals economische prikkels ter stimulering van mineralenefficiëntie en verhandelbare quota te weinig of zelfs negatieve aandacht krijgen.
Verhandelbare quota komen in beeld om de noodzakelijke schaalvergroting op bedrijven te waarborgen binnen regionaal-economische en ecologische beperkingen. In deze context zal de verhandelbaarheid van quota evenwel een verplaatsbaarheid van milieuvergunningen en nutriëntenhaltes impliceren.