Boerenbond bevestigt gestegen landbouwinkomen

Het totale inkomen van de Belgische land- en tuinbouw bedroeg in 2000 circa 65 miljard frank (1,61 miljard euro). Dat is een stijging van 13,8 procent in vergelijking met het jaar voordien. Dat blijkt uit berekeningen van de studiedienst van de Boerenbond. Het cijfer ligt iets hoger dan de 12,2 procent inkomensstijging voor de Belgische landbouwer die recent door de Europese Commissie werd bekendgemaakt.

De omzet van de land- en tuinbouwsector bedroeg in 2000 286 miljard frank (7,08 miljard euro), 8 procent meer dan in 1999. Ook de directe uitgaven (plantenvoeding, veevoeding, zaai- en pootgoed, energie...) stegen in 2000 met 8 procent tot 181 miljard frank (4,48 miljard euro). Het cijfer van 65 miljard frank (1,61 miljard frank) wordt bekomen na verrekening van de directe kosten, afschrijvingen, subsidies, belastingen, pachten... Het aantal tewerkgestelden in de sector daalde met 2,2 procent zodat het inkomen per voltijdse tewerkgestelde arbeidskracht 16,5 procent hoger lag dan in 1999.

In de akkerbouwsector was er een terugval van de omzet met 5 procent. Zowel de granen, aardappelen en suikerbieten kenden een omzetdaling. De omzet der nijverheidsgewassen (koolzaad, vlas, tabak, hop) lag 14 procent hoger. In de tuinbouwsector werd een omzetstijging genoteerd van 4,5 procent. Vooral de groente- (+4 procent) en fruitsector (+5 procent) tekenden hiervoor, terwijl er in de sierteelt slechts een kleine vooruitgang geboekt werd.

In de zuivel- en rundvleessector was er een omzetstijging van 2 tot 3 procent. Vooral de varkenssector (prijsstijging met 35 procent) kende een forse heropleving na de dioxinecrisis van vorig jaar.

In een commentaar schrijft de Boerenbond de inkomensstijging van 2000 vooral toe aan een inhaalbeweging na het door de dioxinecrisis getekende 1999. Het inkomen per volledig tewerkgestelde arbeidskracht in de land- en tuinbouwsector ligt overigens nog steeds 30 procent onder dat van de loon- en weddetrekkenden.

De landbouworganisatie wijst er voorts op dat de sector op korte- en middellange termijn geconfronteerd blijft met een groot aantal onzekerheden (cfr. mestproblematiek en BSE) die ernstig zorgen baren.