nieuws

BSE: stand van zaken

nieuws
Terwijl wetenschappers nog steeds bezig zijn het raadsel van de BSE-ziekte te ontrafelen en de politici nadenken over de financiering van de BSE-crisis, maakte het Nutrition Information Center (NICE) in haar jongste Nutrinews de stand van zaken op.
9 mei 2001  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 14:26
Terwijl wetenschappers nog steeds bezig zijn het raadsel van de BSE-ziekte te ontrafelen en de politici nadenken over de financiering van de BSE-crisis, maakte het Nutrition Information Center (NICE) in haar jongste Nutrinews de stand van zaken op.

In de Europese Unie neemt het totaal aantal gevallen van gekkekoeienziekte of Boviene Spongiforme Encefalopathie (BSE) van jaar tot jaar af. Deze daling is vooral te wijten aan het dalend aantal gevallen in het Verenigd Koninkrijk (VK). In andere landen neemt het aantal BSE-gevallen daarentegen toe. Deze stijging heeft waarschijnlijk niet zozeer te maken met een toename van de gekkekoeienziekte, dan wel met het feit dat er meer geïnfecteerde dieren effectief opgespoord worden.

Men is meer alert op alle mogelijke gedragsveranderingen en bewegingsstoornissen bij dieren die op BSE kunnen wijzen. Bovendien beschikt men over nieuwe testen die het mogelijk maken BSE vast te stellen bij een dier dat geïnfecteerd maar nog niet ziek is. De incubatieperiode van BSE kan immers enkele maanden tot tientallen jaren bedragen.

Het toenemend aantal gevallen buiten het VK en het besef dat in het verleden geïnfecteerde dieren onopgemerkt in de voedselketen zijn terechtgekomen, heeft het vertrouwen van de consument in rundvlees sterk geschaad. Hoewel spierweefselvlees met betrekking tot BSE altijd als veilig is beschouwd, is de consumptie van rundvlees in zowat alle landen van de Europese Unie gedaald.

Daarnaast blijven veel vragen over de oorzaak van BSE, de oorzaak van de epidemie in het VK en de impact op de volksgezondheid voorlopig onbeantwoord. De afgelopen twee jaar is de wetenschap er niet in geslaagd spectaculaire vorderingen te maken in het blootleggen van het mechanisme waardoor BSE zich verspreidt.

BSE behoort samen met scrapie (bij schapen en geiten) tot de groep van de overdraagbare spongiforme encefalopathieën (OSE). OSE-ziekten zijn progressieve, letale neurologische aandoeningen en worden gekenmerkt door een lange incubatietijd en de vorming van typische holten in het hersenweefsel. De verwekker van deze ziekten is een infectieurs agens dat voornamelijk uit eiwit bestaat, namelijk het prioneiwit. Over het exacte mechanisme van de ziekte bestaan nog veel vragen omdat voorlopig nog niemand een prion gezien heeft. Visualisatie onder elektronenmicroscoop blijft is tot op heden niet mogelijk.

De BSE-epidemie in het VK is met grote waarschijnlijkheid ontstaan door de recyclage van één 'dominante' runderBSE-stam en niet, zoals vroeger gedacht werd, door een gemuteerde scrapie-stam. Wellicht is deze 'sporadische' BSE-fase van de epidemie zo goed als onopgemerkt gebleven. Pas na de recyclage van het BSE-prion via besmet vleesbeendermeel brak de ziekte op grote schaal uit en kwam de epidemie aan het licht. Dit betekent dat een dergelijke epidemie zich kan voordoen in elk land dat sporadische gevallen van BSE huisvest en waar niet alle transmissiewegen efficiënt worden afgesneden.

Het invoeren van de 'Ruminant Protein Feed Ban' in 1988 (het verbod om diermeel van herkauwers aan herkauwers te voederen), het strenger maken van dit verbod en het invoeren van de 'Specified Bovine Offal Ban' in 1989 (het weren van gespecificeerd infectieus weefsel uit de voedselketen van mens en dier) heeft de epidemie zoals verwacht, zij het met enkele jaren vertraging, kunnen terugdringen.

Niettegenstaande deze maatregelen worden ook nu nog kalveren geboren die BSE ontwikkelen, de zogenaamde BAB's ('Born after the Ban' van 1988) en BARB's ('Born after the Real Ban', dus na 1 augustus 1996, de datum vanaf dewelke het verbod perfect is gerespecteerd). Waakzaamheid en afdoende controles blijven dus geboden.

Tabel 1 toont het aantal gevallen van BSE buiten het VK. De overgrote meerderheid van deze gevallen zijn enerzijds dieren die uit het VK werden ingevoerd en daar werden geïnfecteerd voor de 'Ruminant Protein Feed Ban' in 1988 van kracht werd. Anderzijds betreft het dieren die geïnfecteerd zijn door besmet diermeel dat direct of indirect uit het VK werd geïmporteerd. De kans dat sommige van deze gevallen zijn veroorzaakt door een endemische sporadische BSE, zoals ook voor sommige van de BSE-gevallen in het VK wordt verondersteld, kan niet volledig worden uitgesloten.

Land Aantal België 27 Denemarken 3 Duitsland 47 Frankrijk 277 Ierland 632 Italië 2 Luxemburg 1 Nederland 9 Portugal 509 Spanje 32 Liechtenstein 2 Zwitserland 371 Eiland van Man 437 Guersney 695 Jersey 2 Andere 5 Tabel 1: aantal bevestigde gevallen van BSE buiten het VK (dd 30 maart 2001)

Daarenboven versterkt het relatief grote aantal BAB-gevallen in Frankrijk, België, Zwitserland en het VK het vermoeden dat er naast voeder en de maternale weg nog een derde weg van besmetting bestaat.

In 1996 werd voor het eerst een nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeld-Jakob (vCJD) gediagnosticeerd. Tot eind 2000 is bij 88 mensen vCJD vastgesteld, allemaal in het VK met uitzondering van 3 in Frankrijk en 1 in Ierland. De variant is in meerdere opzichten te onderscheiden van de klassieke vorm. Ondanks het gebrek aan directe bewijzen wordt op dit ogenblik algemeen aangenomen dat BSE overdraagbaar is op de mens.

Het feit dat van 1985 tot 2001 in het VK 840 000 tot 1 250 000 geïnfecteerde dieren (waarvan ongeveer 446 000 voor de SBO-ban van 1989) in de menselijke voedselketen zijn terechtgekomen, wettigt in het licht van de recente gegevens een zekere ongerustheid. In welke mate dit ook effectief op grote schaal tot de ontwikkeling van vCJD bij de mens kan leiden, zal afhangen van verschillende factoren waarover ook nu nog maar weinig bekend is. De meeste modellen tonen aan dat we waarschijnlijk slechts vanaf het jaar 2002 zullen weten of er zich ook daadwerkelijk een epidemie van vCJD bij de mens zal voordoen. De huidige schattingen variëren van enkele tientallen tot meer dan 700 000 slachtoffers. De kans bestaat ook dat de epidemie bij de mens reeds grotendeels voorbij is.

Sinds de vaststelling van BSE in het VK in 1986 werden op EU-niveau talrijke maatregelen genomen om zowel binnen als buiten het VK nieuwe gevallen van BSE te voorkomen en mogelijk geïnfecteerde dieren uit de dierlijke en menselijke voedselketen te weren. In tabel 2 worden de belangrijkste maatregelen opgesomd. Omdat er nog te veel onbekenden zijn om het risico nauwkeurig te berekenen, zijn de genomen maatregelen ook ingegeven door de principes van het voorzorgsbeginsel zoals beschreven in het witboek over de voedselveiligheid van de Europese Commissie.

28 juli 1989: Exportverbod uit het VK van levende runderen geboren vóór 18 juli 1988 en van runderen geboren uit een moeder waarbij BSE wordt vermoed (Beschikking 89/469/EEC) 6 maart 1990: BSE wordt een aangifteplichtige ziekte. Runderen vermoedelijk besmet met BSE moeten apart geslacht worden, de hersenen onderzocht op BSE en indien besmetting wordt vastgesteld dienen het karkas en het slachtafval te worden vernietigd (Beschikking 90/134/EEC) 9 april 1990: Export uit het VK van bepaalde weefsels en organen van runderen ouder dan 6 maanden wordt verboden (Beschikking 90/200/EEC) 27 juni 1994: Het voederen van eiwitten afkomstig van herkauwers of, bij problemen met de identificatie, van zoogdieren aan herkauwers is verboden in de hele Europese Unie (Beschikking 94/381/EC) 27 juni 1994: Invoering van nieuwe minimumvoorwaarden voor het behandelen van afval van herkauwers in verwerkingsbedrijven (Beschikking 94/382/EC) 27 juni 1994: Exportverbod uit het VK van levend vee. Bovendien is het VK verplicht de specifieke slachtgevallen (de hersenen, het ruggemerg, de zwezerik, de tonsillen, de milt en de ingewanden) van runderen ouder dan 6 maanden te vernietigen (Beschikking 94/474/EC) 27 maart 1996: De totale uitvoer van runderen (inclusief embryo’s, sperma, enz), rundvlees en producten van geslachte runderen uit het VK naar de andere lidstaten en derde landen is verboden (Beschikking 96/239/EC) 30 juli 1997: Het verbod op het gebruik van gespecifieerd risicomateriaal in de dierlijke en menselijke voedselketen (Beschikking 97/534/EC, van kracht in de EU sinds 1 oktober 2000, in België van kracht sinds 1 februari 1998) 23 april 1998: De algemene regels voor de epidemiologische bewaking van alle overdraagbare spongiforme encefalopathieën (OSE) worden vastgesteld (Beschikking 98/272/EC) 29 mei 1998: Export van runderen en rundvlees uit Noord-Ierland is terug toegelaten vanaf 1 juni 1998 (Beschikking 98/351/EC) 18 november 1998: Export van runderen en producten van runderen uit Portugal is verboden (Beschikking 98/653/EC) 23 juni 1999: Export van runderen en rundvlees uit het VK is terug toegelaten vanaf 1 augustus 1999 (Beschikking 99/514/EC) 5 juni 2000: De epidemiologische bewaking wordt verscherpt met de invoering van een monitoring programma vanaf 1 januari 2001 door middel van snelle port mortem-testen (Beschikking 2000/374/EC) 29 november 2000: Vanaf 1 januari 2001 mag geen enkel rund dat ouder is dan 30 maanden in de voedselketen terechtkomen zonder dat het getest werd op BSE (Beschikking 2000/764/EC) 4 december 2000: Een tijdelijk verbod van 6 maanden op het voederen van vleesbeendermeel aan alle landbouwhuisdieren wordt ingevoerd. Dit verbod kan worden verlengd, herzien of bestendigd (Beschikking 2000/766/EC) 27 december 2000: De lijst van gespecificeerd risicomateriaal wordt uitgebreid met de ingewanden van runderen (Beschikking 2001/2/EC) Tabel 2: opsomming van de voornaamste maatregelen ter preventie van BSE in de EU.

Vooral tijdens de laatste maanden werden een reeks ingrijpende maatregelen van kracht die het risico voor zowel de consument als voor de runderen verder moeten terugdringen. Op 1 oktober 2000 werd de beschikking van kracht waarbij in de hele EU al het gespecificeerd risicomateriaal (GRM), dus ook van gezonde niet-geïnfecteerde dieren, moet worden vernietigd. In België werd deze maatregel al veel eerder pro-actief ingevoerd, namelijk in februari 1998. De lijst met GRM omvat voor alle runderen het volledige darmstelstel, voor runderen, geiten en schapen ouder dan 12 maanden de schedel met inbegrip van de ogen en de hersenen, het ruggenmerg en de amandelen en voor schapen en geiten ook de milt.

Deze lijst met GRM is zeker geen statische lijst. Indien uit wetenschappelijke studies zou blijken dat ook andere weefsels gevaar kunnen opleveren, dan zullen zij onmiddellijk aan de lijst worden toegevoegd. Door de verwijdering van deze GRM bij alle geslachte dieren wordt ongeveer 96 procent van de totale infectieuze lading van een rund verwijderd. Het betreft hier dus een uiterst efficiënte maatregel zolang er geen absolute garantie bestaat voor het feit dat er geen enkel dier door de mazen van het bewakingsnet glipt.

Sinds 1 januari 2001 mag vleesbeendermeel niet langer worden toegevoegd aan veevoeders die bestemd zijn voor landbouwhuisdieren. Een dergelijk verbod was reeds sinds 1994 van kracht voor herkauwers, maar is nu dus uitgebreid naar alle landbouwhuisdieren zoals ook varkens en kippen.

Ten slotte mag sinds 1 januari 2001 geen enkel rund ouder dan 30 maanden nog in de voedselketen terechtkomen zonder voorafgaande BSE-test. Hiertoe heeft de Europese Commissie een snelle post mortem-test geëvalueerd en gevalideerd. Deze snelle test laat toe besmetting op te sporen in een pre-klinisch stadium en dit tot 6 maanden voor het optreden van de symptomen. Zonder deze test zouden deze pre-klinische dieren weliswaar onbewust alsnog in de voedselketen terechtkomen. Hoewel de verwijdering van het GRM reeds een goede bescherming van de consument biedt, levert deze nieuwe test een bijkomende substantiële bijdrage tot de vermindering van het risico voor de consument.

Alle dieren die bestemd zijn voor consumptie en ouder zijn dan 30 maanden moeten dus getest worden op BSE. Bij noodslachtingen is een BSE-test verplicht bij dieren ouder dan 24 maanden. Alleen bij een negatief resultaat komen zij in de voedselketen terecht. De snelle test wordt daarnaast ook gebruikt om een beter zicht te krijgen op de verspreiding van BSE in Europa. Hiertoe worden naast de testen op de geslachte dieren ook steekproefsgewijs dieren getest die sterven op de boerderij. Deze laatste dieren komen sowieso nooit in de voedselketen terecht, maar deze testresultaten laten de wetenschappers toe de geografische risico-analyse verder te verfijnen.

Men zou nog een beter beeld van de werkelijkheid krijgen indien men in alle EU-lidstaten eveneens alle dieren die in de destructiebedrijven worden vernietigd, zou testen, inclusief de dieren die momenteel binnen de opkoopregeling van de EU rechtstreeks naar het destructiebedrijf worden gebracht zonder test.

Besluit

In rundvlees, melk en zuivelproducten heeft men tot op heden nog nooit het infectieuze agens van BSE kunnen aantonen. De wetenschappers stellen dan ook dat het consumeren van deze producten geen risico inhoudt en veilig is voor de consument. Bovendien zorgen de recent ingevoerde drastische maatregelen ervoor dat de kans dat een besmet dier in de voedselketen terechtkomt, sterk wordt beperkt.

Men ging ervan uit dat deze maatregelen het vertrouwen van de consument in het rundvlees zouden herstellen. Het tegendeel blijkt echter waar. Dit betekent eens te meer dat niet alleen risico-analyse en risicomanagement belangrijk zijn voor het beheersen van een voedselcrisis, maar dat risicocommunicatie minstens evenveel aandacht moet krijgen. De inspanningen om een doeltreffende risicocommunicatie op te zetten, moeten dan ook vergroot worden.

Meer informatie: Nutrition Information Center (NICE), e-mail: nice.vzw@skynet.be, internet : www.nicevzw.be .

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek