Wageningen werkt aan nieuwe bestrijding aardappelplaag

Volgens Wageningen Universiteit kunnen aardappeltelers het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tegen de aardappelplaag met 75 tot 80 procent verminderen. De onderzoekers koppelen barrières tegen de plaag door meer resistentiegenen in een aardappel te brengen, te spuiten op precies voorspelde infectiemomenten en te variëren met resistenties binnen een veld aardappelen.
21 juni 2011  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:15

Volgens Wageningen Universiteit kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tegen de aardappelplaag met 75 tot 80 procent verminderen door cisgene variëteiten te telen. De onderzoekers koppelen barrières tegen de plaag door meer resistentiegenen in een aardappel te brengen, te spuiten op precies voorspelde infectiemomenten en te variëren met resistenties binnen een veld aardappelen.

In de EU is een teelttoelating nodig voor gewassen die genetisch gemodificeerd zijn. De regelgeving maakt geen onderscheid tussen cisgene (met soorteigen genen) en transgene (met soortvreemde genen) gewassen. Wageningen Universiteit hoopt dat de EU cisgenese gaat gedogen zodat het systeem dat de universiteit heeft ontwikkeld, toegepast kan worden.

Sinds rond 1850 is begonnen met het inkruisen van resistentiegenen van wilde aardappelsoorten tegen de aardappelplaag, zijn die resistenties steeds doorbroken. "Met nieuwe resistentiegenen van andere wilde soorten zal dat net zo gaan", voorspelt Geert Kessel van Plant Research International, in het magazine Kennis-Online, "tenzij er extra barrières worden opgeworpen."

Om langer profijt te hebben van resistenties tegen de phytophthora-schimmel, werken Wageningse onderzoekers aan enkele gekoppelde verdedigingslinies. Met alle linies samen verwacht Kessel dat boeren de ziekte heel lang te slim af kunnen zijn.

Als eerste barrière noemt hij de resistentiegenen. "Heeft een plant niet één maar drie tot vijf resistentiegenen, dan is de kans veel kleiner dat de resistentie doorbroken wordt", aldus Kessel. Hij ziet hier een belangrijke rol weggelegd voor genetische modificatie.

De tweede verdedigingslinie is het precies voorspellen van de infectiemomenten zodat boeren in plaats van wekelijks alleen moeten spuiten vlak voor een infectiemoment. "Gemiddeld spuit je daardoor twee tot drie keer minder per jaar", zegt Kessel, "terwijl een lagere dosering van preventieve middelen volstaat op resistente rassen zodat een teler uiteindelijk 75 tot 80 procent minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt."

Door te variëren met resistenties binnen een veld aardappelen wordt nog een extra barrière opgeworpen. "Normaal waait een infectie snel een heel veld door", verklaart Kessel. "Als de aardappellijn waar de resistentie is doorbroken voornamelijk buurplanten heeft waarop de schimmel niet kan overleven, dan dempt dat de epidemie." Dit principe is door de onderzoekers al op kleine schaal bewezen. Dit jaar wordt het wellicht op grotere schaal in het veld beproefd.

Bron: Kennis-Online

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek