Voedselzekerheid met of ook zonder ggo's?
nieuwsARGUS, het milieupunt van KBC en Cera, vertrekt in het tweede deel van hun debat over genetisch gemodificeerde organismen vanuit enkele argumenten die voor ggo’s pleiten. VIB-bioloog René Custers en VELT-medewerker Geert Gommers geven hun mening pro, respectievelijk contra de veiligheid van ggo’s, hun bijdrage aan een verlaagd pesticidengebruik, aan veredelingsprogramma's en de voedselzekerheid in de wereld.
Over de veiligheid van ggo’s voor mens en dier moet volgens René Custers, moleculair bioloog aan het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), niet getwijfeld worden. “Ggo’s behoren tot de meest gecontroleerde voedingsproducten die op de markt komen. De Europese wetgeving is wat dat betreft het strengst”, verklaart Custers. Het verschil tussen milieu-organisaties en wetenschappers zit hem volgens Custers in de eis van die eerste dat ggo's nog veiliger zouden zijn dan conventionele producten, terwijl wetenschappers vinden dat het basisniveau van zekerheid hetzelfde moet zijn.
Geert Gommers, stafmedewerker voeding bij de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (VELT), ziet toch een aantal aanwijzingen dat ggo's mogelijk niet zo gezond zijn. “Door ggo’s ontwikkelen we een nieuw type landbouwgewas waarvan we niet weten hoe het verder zal evolueren. Dan moet je strenger zijn dan voor bestaande landbouwproducten want de factor onzekerheid is te groot”, meent Gommers. Hij noemt het onverstandig gezondheid te beperken tot acute effecten van producten omdat het gecombineerd effect van kleine hoeveelheden dan vergeten wordt.
Of ggo’s het gebruik van pesticiden kunnen terugdringen, is niet zo zeker. “Ggo-gewassen die herbicidentolerant zijn, hebben in eerste instantie geleid tot een daling in het pesticidengebruik, maar die is inmiddels verdwenen”, zegt Custers. “Er zijn aanwijzingen dat men ondertussen meer Roundup spuit dan bij de introductie om met een hogere dosering resistentie te vermijden.” Door katoen resistent te maken tegen insecten ziet Custers wel een vooruitgang. In de katoenteelt wordt momenteel veel minder gespoten. “Bovendien is de opbrengst gestegen: India is in vijf jaar geëvolueerd van importeur naar exporteur van katoen”, verklaart Custers. Hij noemt nog het voorbeeld van de insectresistente BT-maïs die geen last meer heeft van de stengelboorder, een voordien moeilijk te bestrijden plaag. Dat heeft niet zozeer een effect op de opbrengst, maar veel meer op de oogstzekerheid.
Voor VELT zijn ggo’s niettemin een stap te ver. “Ggo’s overschrijden een soortenbarrière die in de natuur nooit overschreden zou worden”, legt Gommers uit. VELT is voorstander van stappen vooruit in de veredeling, maar altijd uitgaande van veredeling binnen de soort. “Ook gangbare veredeling kan focussen op een bepaalde eigenschap, zoals bij hybriden het geval is. Mutaties zijn er ook in de natuur, maar de mutaties die ggo's veroorzaken zouden nooit spontaan in de natuur voorkomen”, zegt Gommers.
Gommers is evenmin overtuigd dat ggo’s de enige manier zijn om de groeiende wereldbevolking te voeden. “Je kan de wereldbevolking perfect voeden met biolandbouw zonder externe inputs, maar dan moet je wel iets doen aan het vleesverbruik.” Gommers stelt voor de overmatige vleesconsumptie terug te dringen omdat die voor een verstoring van de landbouwproductie zorgt. “De belangrijkste ggo-teelten zijn soja, maïs en koolzaad, gewassen voor veevoeder met andere woorden. Ook het grote voedermaïsareaal in Vlaanderen zou kunnen dienen om gewassen te telen die rechtstreeks voor menselijke consumptie zijn bedoeld”, suggereert Gommers. De opbrengst van biolandbouw zal volgens Gommers jaar na jaar stijgen door de toenemende bodemvruchtbaarheid, terwijl de opbrengsten van ggo’s afnemen omdat ggo-culturen te weinig rekening houden met de bodem.
Custers meent dat de voedselvoorziening op termijn sowieso een uitdaging wordt. “Aangezien de landbouwoppervlakte beperkt is, moeten we focussen op rendement per oppervlakte en verschillende technieken inzetten”, zegt Custers. “Genetische modificatie staat eigenlijk nog in de kinderschoenen, al is het nu al goed voor negen procent van het wereldwijde landbouwareaal.” Die ggo’s kunnen volgens Custers de opbrengst aanzienlijk verhogen, al moet dat samen gaan met het in stand houden van de bodemvruchtbaarheid op lange termijn. “Tegenstanders van ggo’s verkiezen kleinschalige, gediversifieerde en lokaal verankerde landbouw boven monocultuur, maar in de wetenschap dat sinds kort meer dan 50 procent van de wereldbevolking in de steden woont, blijven grootschalige teelten een noodzaak”, verdedigt Custers.
Klik hier voor het volledige debat
Bron: ARGUS