Rekenhof kritisch voor gebiedsgericht plattelandsbeleid
nieuwsDe subsidies voor plattelandsontwikkeling worden regelmatig aangevraagd en toegekend door dezelfde mensen, schrijft De Tijd op basis van een audit van het Rekenhof. Daardoor ontstaat een risico op belangenvermenging. "Er bestaat reeds een deontologische code", reageert Vlaams minister-president Kris Peeters, "maar ik laat de Vlaamse Landmaatschappij nagaan of verdere verbeteringen mogelijk zijn."
Met de gebiedsgerichte maatregelen van het Europese plattelandsontwikkelingsbeleid (Assen 3 en 4) wordt de verbetering van de leefkwaliteit van het platteland nagestreefd en de diversificatie van de plattelandseconomie. Dit wordt deels door de EU en deels door de lidstaten gefinancierd en in Vlaanderen ook door de provincies. Het Rekenhof ging na of de opgezette structuren behoorlijk werken en of er bij de uitvoering van het plattelandsprogramma voldoende aandacht was voor de realisatie van de Lissabonstrategie.
Vlaanderen koos ervoor het platteland in te delen in een As 3‐ en een As 4‐gebied, die elkaar geografisch uitsluiten. Die exclusieve verdeling leidde soms tot ondoelmatige gebiedsafbakeningen, zo blijkt uit de audit. De As 3‐projecten worden binnen iedere provincie toegewezen. As 4, die bestaat uit twee Leader‐gebieden per provincie, wordt gepland en uitgevoerd door zogenaamde plaatselijke groepen (PG’s). "Noch de provincies, noch de PG’s hebben de kans gegrepen om in hun plannen eigen uitgesproken keuzes te maken", constateert het Rekenhof, die dat wijt aan de wederzijdse uitsluiting van As 3- en As 4-gebieden.
In As 3 verloopt de selectie van projecten identiek in alle provincies. In sommige provincies worden weinig projecten ingediend, wat volgens het Rekenhof mogelijk samenhangt met een beperkte verspreiding van de projectoproep of een zekere preselectie door de provincie. Het risico bestaat dat de beoordeling minder kritisch gebeurt omdat het aantal kandidaat-projecten beperkt is.
In As 4 werken de meeste PG’s met een verplicht voortraject voor de projectvoorstellen zodat het gevaar uit een andere hoek komt. "In sommige PG’s worden maar weinig voorstellen ingediend en dan nog vaak door de leden van de PG of eraan gelieerde organisaties. Dat houdt een risico op belangenverstrengeling in", waarschuwt het hof.
Ook zijn er aanwijzingen dat in enkele groepen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van projecten en een evenwichtige territoriale spreiding ervan. "Dat hypothekeert een objectieve, onafhankelijke beoordeling van die projecten", alsnog het Rekenhof. Ideaal is evenmin dat PG's zelf bepalen hoe ze de oproep, het advies en de besluitvorming adviseren. Daarbij is meestal geen vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid en geen adviesorgaan met externen betrokken, merkt De Tijd op.
Hoewel het middenveld vertegenwoordigd is, heeft de lokale en vooral de provinciale overheid in een aantal groepen een grote invloed en bestaat er volgens de doorlichting 'gevaar voor een de facto overwicht'. Een ander punt van kritiek is dat de projecten in As 4 doorgaans niet veel verschillen van die in As 3. Ze onderscheiden zich onvoldoende door specifieke Leaderkenmerken zoals innovatie of samenwerking.
Vlaanderen krijgt wel een pluim van het Rekenhof voor de naleving van de Europese verplichtingen inzake controle. De uitbetaling van de subsidie is echter niet afhankelijk van een positieve evaluatie. "Dat kan de promotoren ertoe aanzetten de doelstellingen en de verwachte resultaten zo ambitieus mogelijk te formuleren, ook al zijn ze niet altijd realistisch", luidt het. Het gevolg is dat de beleidsdoelen niet of amper worden gehaald.
De EU schrijft een aantal evaluaties en rapporteringen voor. Vlaanderen voldoet opnieuw ruimschoots aan de verplichtingen, maar de door de EU voorgeschreven indicatoren zijn soms weinig relevant en worden verschillend geïnterpreteerd en ingevuld. Daardoor is er geen goed beeld van de resultaten en effecten van de gebiedsgerichte werking voorhanden.
De EU ziet de Lissabonstrategie (nu Europa 2020‐strategie) als een wezenlijk elementvan het plattelandsontwikkelingsbeleid. Vlaanderen sloot zich daarbij aan. Uit de tussentijdse evaluatie van PDPO II blijkt dat werkgelegenheid op het terrein geen prioriteit was en dat het effect op tewerkstelling eerder beperkt was. Inzake kenniseconomie is het resultaat van de indicatoren weinigzeggend. Over de impact op de economische groei en het klimaat wordt niet gerapporteerd. De EU schrijft daarvoor trouwens geen indicatoren voor.
Minister-president Kris Peeters laat het rapport grondig analyseren door de Vlaamse Landmaatschappij. Die zal nagaan of verdere verbeteringen mogelijk zijn. Peeters wijst er nog op het plattelandsontwikkelingsplan PDPO II integraal goedgekeurd is door de Europese Commissie, de tussentijdse evaluatie door de Commissie positief was en een toezichtscomité de uitvoering van PDPO II permanent evalueert. "Dit comité - waarin ook een vertegenwoordiger van de Commissie zetelt - heeft nog geen grote problemen gemeld. De uitbetalingen door Europa gebeuren dan ook vlot", benadrukt de minister-president.
Meer info: Audit Rekenhof
Bron: eigen verslaggeving/De Tijd/Belga