Milieu- én inkomenswinst door andere bedrijfsvoering

Door een andere bedrijfsvoering kan de helft van de melkveebedrijven milieu- en inkomenswinst boeken. Bij een kwart gaat dit zelfs om een flinke inkomenswinst. Emissies kunnen door een andere bedrijfsvoering teruggedrongen worden, maar op de waterkwaliteit is de invloed niet groot. Dat blijkt uit een studie van het Nederlandse LEI.
6 september 2010  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:12
Lees meer over:

Door een andere bedrijfsvoering kan de helft van de melkveebedrijven milieu- en inkomenswinst boeken. Bij een kwart gaat dit zelfs om een flinke inkomenswinst. Emissies kunnen door een andere bedrijfsvoering teruggedrongen worden, maar op de waterkwaliteit is de invloed niet groot. Dat blijkt uit de Nederlandse LEI-studie 'Bedrijfsvoering, economie en milieukwaliteit: hun onderlinge relaties bij melkveebedrijven'.

De studie brengt de invloed in beeld van mineralenmanagement op de economische resultaten, de bodemoverschotten van stikstof en fosfaat en op de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater en water dat gebruikt wordt op melkveebedrijven. Centraal staan daarbij de mogelijkheden die ondernemers zelf via hun gedrag hebben om de waterkwaliteit op de percelen van hun landbouwbedrijven te verbeteren. Het onderzoek betreft waarnemingen uit het Bedrijven-Informatienet van het LEI over de jaren 1991-2006.

Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven sterk uiteenlopen voor wat betreft het management en de economische en milieuresultaten. Dat betekent dat er nog een verbetering mogelijk is voor heel wat bedrijven. Daarbij valt het meeste effect te verwachten van een lagere bemesting met kunstmest en van een betere afstemming van het gebruik van grasland en voedergewassen op de specifieke situatie van het bedrijf. Ook combinaties van verschillende maatregelen zijn een mogelijkheid voor het bekomen van lagere overschotten en nitraatconcentraties en betere financiële resultaten.Veranderingen in structuurkenmerken van een melkveebedrijf hebben een beperkter effect.

Veel melkveehouders blijken op een relatief eenvoudige wijze hun situatie te kunnen verbeteren. Daarvoor zijn volgens het rapport wel diverse beleidswijzigingen gewenst. Zo hebben melkveehouders diverse mogelijkheden om hun mineralengebruik aan te passen, maar is de mogelijkheid tot uitwisseling tussen kunstmest en dierlijk mest nog te beperkt door de gebruiksnorm dierlijke mest. Stikstofkunstmest blijkt vaak een zeker zo grote bijdrage aan overschotten en aan de nitraatconcentratie in het grondwater te leveren als stikstof uit dierlijke mest. In dat opzicht lijkt meer gebruik van stikstof uit dierlijke mest goed mogelijk, weliswaar gecompenseerd door een vermindering in stikstofkunstmest.

Melkveehouders kunnen verschillende strategieën toepassen om tot lagere overschotten te komen zonder verlies van inkomen of zelfs met inkomenswinst. Niet-kerende grondbewerking bijvoorbeeld of zelfs helemaal niet bewerken levert een besparing op, want ploegen is duurder. Een uitbreiding van het areaal grasland, blijkt op alle grondsoorten gunstig voor de hoogte van de nitraatconcentratie. En de ondernemer die de dierlijke mest niet in één keer opbrengt maar verdeelt over twee tot drie keer, kan preciezer bemesten.

Wel blijkt dat in het traject van stikstofoverschot in de bodem naar nitraatconcentratie in het grondwater nog veel onbekend is. Per hectare bevat de bodem enkele honderden kilo’s stikstof in de eerste twintig centimeter van de grond. Daar wordt nog kunstmest en dierlijke mest aan toegevoegd. Hoeveel stikstof de bodem daar aan toevoegt of juist afbreekt, is niet duidelijk. Onderzoek naar de rol van het bodemleven, is dus hard nodig. Daar moet ook uit voortkomen hoe de grondgebruiker het best met de bodem en het bodemleven kan omgaan in het licht van onder meer de waterkwaliteit.

Bron: eigen verslaggeving/Agrarisch Dagblad

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek