Landbouwer en veearts niet schuldig aan varkenspest
nieuwsDe feiten speelden zich af in Bocholt tussen 15 en 30 juni 1997. De landbouwer, die over 6.000 varkens beschikte, stelde in die periode vast dat een aantal van zijn varkens een verminderde eetlust hadden en met een lichte hoest kampten. Na overleg met de behandelende veearts, die de boerdij wekelijks bezocht om de dieren te vaccineren, werd er besloten om een therapeutische behandeling op te starten en de dieren die een week later nog niet genezen waren verder individueel te behandelen.
Toen een aantal varkens kort daarna overleden, nam de veearts een bloedstaal. Die werd positief bevonden voor varkenspest, waarop alle varkens van de betrokken landbouwer werden afgemaakt. Voormalig landbouwminister Karel Pinxten (CVP) liet de Bocholtse boer daarop weten dat hij slechts recht had op 50 procent van de waarde van de varkens, met name op 16,5 miljoen frank in plaats van op 33 miljoen frank.
Volgens het parket hadden de landbouwer en de veearts onmiddellijk bloedstalen van de zieke varkens moeten afnemen en die, met het oog op de diagnose van de klassieke varkenspest, aan de veterinaire diensten moeten overmaken. "Door dit verzuim worden ze geacht de oorzaak te zijn van besmetting van andere dieren met varkenspest", luidt het.
Maar de rechtbank oordeelde maandag dat hoewel de haard van varkenspest bij de Bocholtse landbouwer aan de oorsprong lag van de verspreiding van de ziekte in andere bedrijven, er geen aanwijzigingen voorhanden waren van onachtzaamheid of misdadig opzet in hoofde van de landbouwer en de veearts. "Zelfs indien de diagnose 6 à 7 dagen eerder werd gesteld, zou dat niet veel aan de situatie veranderd hebben aangezien er reeds daarvoor contacten met andere bedrijven waren geweest", luidde het.
De rechter zag ook verzachtende omstandigheden in het feit dat er pas na ruim 4 jaar opnieuw een haard van varkenspest bij de landbouwer werd aangetroffen en dat het dus normaal was dat de landbouwer en de veearts daar niet onmiddellijk aan gedacht hadden. "Bovendien was het bedrijf in orde met medicale, voedings-, huisvestings- en voorzorgsmaatregelen en kon de landbouwer een gedetailleerde en correcte boekhouding voorleggen waardoor de contactbedrijven snel konden opgespoord worden en er vroeg een einde aan de epidemie kon gesteld worden", aldus nog de rechter.
De rechtbank oordeelde tot slot op basis van het deskundigenverslag dat het virus vanuit Nederland werd binnengebracht en dat de infectie op het bedrijf van de landbouwer in gang werd gezet door toevallige omstandigheden, gezien de uitgebreide voorzorgsmaatregelen die er van kracht waren.
Meester Wim Mertens, die namens de landbouwer optrad, beriep zich op verschoonbare dwaling en vroeg de vrijspraak voor zijn cliënt. "Het opstarten van een therapeutische behandeling op zich is niet strafbaar. Als een veearts met de nodige kennis terzake niet bemerkt dat het om varkenspest gaat, kan men van mijn cliënt toch onmogelijk verwachten dat hij het wel zou opmerken", luidde het. Mertens maakte de zaak indertijd ook aanhangig bij de Raad van State (RvS), maar die verklaarde zich onbevoegd omdat er sprake was van de schending van een subjectief recht en dat komt aan de correctionele rechtbank toe.
Bron: Belga