nieuws

Kan de WTO de Derde Wereld redden?

nieuws
"De grote meerderheid van de 142 leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn ontwikkelingslanden. Het is dus onvermijdelijk dat zij steeds meer hun plaats zullen opeisen." Dat zeggen de Europese - rijke - lidstaten van de WTO aan de vooravond van wat de 'ontwikkelingsronde' moet worden. Maar zal het dat ook worden?
8 november 2001  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 13:52
"De grote meerderheid van de 142 leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn ontwikkelingslanden. Het is dus onvermijdelijk dat zij steeds meer hun plaats zullen opeisen." Dat zeggen de Europese - rijke - lidstaten van de WTO aan de vooravond van wat de 'ontwikkelingsronde' moet worden. Maar zal het dat ook worden?

De antimondialiseringsbeweging is al een paar jaar een begrip, en houdt zeker sinds de G-7 in Genua de geesten in de ban. Al tientallen jaren echter wordt er geijverd voor de rechten van de ontwikkelingslanden: door NGO's, door vakbonden en natuurlijk door de landen zelf.

Het valt niet te ontkennen dat dat vruchten begint af te werpen. Alleen al het feit dat de WTO speciale aandacht opbrengt voor de derde wereld, is opmerkelijk. Je kunt daar natuurlijk cynisch over doen, maar door de problematiek bovenaan de agenda te plaatsen, kan hij onmogelijk volledig onder het tapijt geveegd worden.

Inhoudelijk zijn er al een reeks tegemoetkomingen, zeker van de kant van Europa. Zo is er het veel geciteerde 'Everything but Arms'-akkoord met de 49 armste landen. Die mogen ongelimiteerd alles-uitgezonderd-wapens uitvoeren naar de EU, weliswaar met overgangsperiodes voor suiker, rijst en bananen.

Europa toont zich trouwens bereid om nog meer landbouwproducten te importeren vanuit ontwikkelingslanden. De Europese producten zullen minder gesubsidieerd worden (met compensaties voor de boeren). De Unie roept andere rijke landen op even goed te doen.

Wat de ontwikkelingslanden ook al 'binnen' hebben voor de start van de WTO-conferentie, is een uitbreiding van de technische ondersteuning. Nu kunnen arme landen gewoon onmogelijk evenveel profiteren van de liberalisering van de handel als rijke landen. Rijke landen hebben massa's ambtenaren, lobbyisten en experten om alle regels optimaal te gebruiken. Arme landen hebben niets. En het woord 'niets' moet hier zeer letterlijk worden opgevat. De helft van de WTO-leden heeft welgeteld nul vertegenwoordigers bij het WTO-hoofdkwartier in Genève.

Een land als Burundi heeft één persoon in Genève, die er dan wel alle internationale instellingen moet opvolgen: WTO, Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), internationale arbeidsorganisatie en nog een dozijn andere. Dat er nu enkele tientallen miljoenen euro's zullen worden uitgetrokken om die landen te helpen, is dan ook een bescheiden maar zeer welkom begin.

Het idealisme en altruïsme van de rijkere landen moet niet overschat worden. Een treffende illustratie biedt de recente begunstiging van Pakistan. Omwille van de steun van de Pakistaanse president Musharraf aan de internationale coalitie tegen terrorisme, krijgt het land ruimere en goedkopere toegang tot de EU voor zijn textielproducten. Ogenblikkelijk rees protest van Europese textielfabrikanten, hoewel Pakistan beloofde ook zijn grenzen meer te openen.

Bron: Belga

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek