Commissaris Barnier pleit voor gelijke behandeling lidstaten
nieuwsWanneer landen uit Centraal- en Oost-Europa binnen enkele jaren toetreden tot de EU, moet de verdeling van Europese fondsen ter ondersteuning van minder ontwikkelde regio's herzien worden. Momenteel kunnen enkel regio's waar het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner lager ligt dan 75 procent van het gemeenschapsgemiddelde aanspraak maken op dit geld. Binnen die huidige regeling zouden Spanje, Portugal en Griekenland grotendeels uit de boot vallen.
"We moeten streven naar een rechtvaardige, niet-discriminatoire oplossing", zo vertolkte Barnier een persoonlijke mening. "Er bestaan geen twee afzonderlijke categorieën van lidstaten, dus er kunnen evenmin afzonderlijke drempels bestaan om in aanmerking te komen voor de structuur- en cohesiefondsen".
Zo reageerde Barnier alvast op één verzuchting van zijn belangrijkste gast, de Poolse premier Jerzy Buzek, die voor meerdere kandidaat-lidstaten sprak toen hij de optie van een ongelijke behandeling van tafel veegde. Wel liet de commissaris verstaan dat er reeds sprake is van ongelijke behandeling, "want bij vorige toetredingsrondes kregen de kandidaat-lidstaten geen pre-toetredingsfondsen".
Ook liet Buzek zich kritisch uit over het plafond van de Europese fondsen. Voor de periode 2000-2006 geldt immers dat de Europese bijdrage uit de fondsen aan een lidstaat maximaal 4 procent van het jaarlijkse bbp van het land mag zijn, dus ook voor kandidaat-lidstaten die voor 2006 toetreden. Deze norm vloeide voort uit de vrees dat nationale overheden een te grote toevloed aan middelen niet efficiënt zouden kunnen beheren. Barnier noemde dat cijfer "niet rechtvaardig voor landen met het laagste bbp". Hij sloot niet uit dat Europa bovenop de bijdrage van 4 pct. nog wat grootscheepse projecten in bepaalde landen zal financieren.
Ook het plafond van het totale budget van de cohesiepolitiek kwam weer aan bod. "De norm van 0,45 pct. van het bruto binnenlands produkt van de lidstaten is het minimum om na 2006 geloofwaardig te blijven", herhaalde commissaris voor Sociale Zaken Anna Diamantopoulou de visie van Barnier.
Barnier beklemtoonde dat het kader van Berlijn behouden blijft tot 2006, maar "binnen dit kader kunnen we wel eventueel inspelen op de behoeften van nieuwe lidstaten voor 2006". Over de financiële modaliteiten van het cohesiebeleid na 2006 wordt in 2005 beslist door de Raad van Ministers. "Wij zullen de financiële en economische gevolgen van de uitbreiding uitspitten", aldus de Fransman, "maar alles hangt uiteraard af van wie toetreedt op welk moment. De drempel is afhankelijk van het aantal lidstaten".
Wel verzekerde hij de huidige lidstaten dat de steun voor regio's waar "objectieve problemen" worden vastgesteld ook na de uitbreiding wordt verdergezet. Barnier wou niet reageren op de houding van Spanje, dat een akkoord over het vrije verkeer van werknemers in de Raad blokkeert zolang het geen garanties krijgt over de toekomst van het cohesiebeleid.
Tenslotte groeide bij Barnier de overtuiging dat de behoefte aan een samenhangend cohesiebeleid nog belangrijker wordt in een uitgebreide Unie met grotere interne ongelijkheden. Niet enkel de structurele fondsen, maar ook beleidsdomeinen als landbouw en vervoer moeten bijdrage leveren aan de cohesie. Bovendien sterkte het forum de commissaris in de overtuiging dat meer werk moet worden gemaakt van decentralisering van het cohesiebeleid.
Bron: Belga