Bootcamp BOERenNATUUR (deel 2)

Natuurinclusieve landbouw is kennisintensief
13 februari 2019  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:54

De jongeren die vorige maand naar Landen afzakten voor de bootcamp over landbouw en natuur werden zondagmiddag getrakteerd op een mooie winterwandeling. Enkele zaken vallen meteen op in zo’n gezelschap van jonge landbouwers en natuurbeschermers. Eén: iedereen geniet met volle teugen van de buitenlucht en een zeldzaam ongerept landschap in een kapot verkaveld Vlaanderen. Twee: door automobilisten achtergelaten zwerfvuil levert vernietigende blikken op. Drie: een akkervogel die bijna onzichtbaar ver op een akker landt, wordt herkend als een veldleeuwerik en een ‘smelleken’ blijkt een roofvogel te zijn. Daaruit leren we dat ‘passie voor het buitengebied’ landbouwers en natuurbeschermers verbindt, dat zij niet elkaars vijanden zijn maar gemeenschappelijke vijanden hebben en dat natuurbescherming net zo kennisintensief is als landbouw.

Op de tweede dag van de bootcamp voor jonge landbouwers en natuurbeschermers deed de prachtige locatie, de Kasteelhoeve Wange in de gelijknamige deelgemeente van Landen (Vlaams-Brabant), dienst als vertrekpunt voor een wandeling. Natuurpunt duidde Rémar Erens als gids aan. Rémar is één van de drijvende krachten achter akkervogelvereniging ‘Werkgroep Grauwe Gors’ en als natuurliefhebber altijd bereid om zijn kennis te delen.

Aan de zogenaamde vogelakkers, een nieuwe beheerovereenkomst van de Vlaamse Landmaatschappij die het tij moet keren voor kiekendieven en andere akkervogels, is veel denkwerk voorafgegaan door vrijwilligers zoals Rémar en kennisuitwisseling met vogelbeschermers uit Nederland. Zo’n beheerovereenkomst met strokenteelt van luzerne enerzijds en gras-kruiden anderzijds passeerde de groep wandelaars niet, wel twee andere percelen waar de landbouwer tegen vergoeding wat productieruimte prijsgeeft ter ondersteuning van de biodiversiteit in het algemeen en akkervogels in het bijzonder. We zien een bord waar Sam, de mascotte van de Vlaamse Landmaatschappij, voorbijgangers wijst op de inspanningen die landbouwers in dat verband doen.

Rémar kan een landschap ‘lezen’ door de bril van een akkervogel. Heel snel kan hij inschatten of de omgeving aantrekkelijk is voor een veldleeuwerik, een gors of een kiekendief. “Akkervogels zijn een ‘paraplusoort’, in de zin dat ze ons veel vertellen over de staat van de biodiversiteit.” Hij houdt halt bij een perceel dat ingericht is als gemengde grasstrook en dekking biedt aan onder andere geelgorzen. Daar zoeken kleine zangvogels beschutting voor roofvogels. Geef hen nog een vogelvoedselgewas – een hoekje graan dat in de aar overwintert – en ze komen de winter door.

landschap.winter_geVILT.jpg

Rémar corrigeert die laatste veronderstelling omdat de uitkomst van vogelbescherming niet mathematisch zeker is: “Kleine details in een landschap kunnen voor een akkervogel het verschil maken tussen net wel of net niet overleven.” Hij wijst op een schuin uit de grond stekende paal, die geen deel meer uitmaakt van een weideafrastering maar die in combinatie met een oude ligusterhaag van goudwaarde is voor kiekendieven en andere (roof)vogels. “Ze gebruiken de paal om even uit te rusten en hun veren te poetsen, of als uitkijkpunt tijdens de jacht op muizen of ter verdediging van hun territorium.”

Met een beetje hulp van de mens kan een gecultiveerd landschap aantrekkelijker gemaakt worden voor gevleugelde bewoners. “We steken bamboestokjes in een graanveld, als comfortabele zit- en zangposten voor gele kwikstaarten en grauwe gors”, zegt Freek Verdonckt. Freek is beleidsmedewerker bij Natuurpunt en organiseert de bootcamp en de wandeling voor de natuurvereniging. Zijn vrije tijd investeert hij net als Rémar in akkervogels. Beiden zijn ze het levende bewijs dat natuurbescherming net zo kennisintensief is als 11 ton tarwe of 100 ton suikerbieten van een hectare kunnen oogsten.

Freek geeft daar een mooi voorbeeld van: “De bamboestokjes zijn stevig genoeg voor kleine zangvogels, maar oncomfortabel dun voor een kraai. Zo vermijd je dat een kraai op de loer gaat liggen vlakbij een nest van kleine zangvogels, de zogenaamde ecologische val.” Dat hebben natuurbeschermers al doende moeten leren. Freek herinnert zich nog de tijd dat bij een nest weidevogels een stevige stok werd geplaatst als herkenningspunt. “Ook kraaien gebruikten die stok als zitpost, waarna het niet lang duurde vooraleer ze het beschermde nest vol ‘snacks’ in de gaten hadden.”

Wanneer vogelbeschermers met zitstokjes en individuele nestbescherming in de weer zijn voor akkervogels is dat een veeg teken. “Zie dat als een ingreep om een noodsituatie voor de vogels iets of wat te verlichten”, zegt Rémar. Volhoudbaar is dat soort inspanningen niet, maar ze zijn op korte termijn wel broodnodig als je weet dat er in Vlaanderen nog maar vier plekken zijn waar grauwe gorzen broeden. Ook de beheerovereenkomsten die landbouwers vergoeden voor het aanleggen van een hoekje vogelvoedselgewas of graskruidenstrook ziet hij in een ideale wereld als een tijdelijk iets. “Op termijn moet het landgebruik zelf weer aantrekkelijker worden. Dat kan wanneer een duurzaam verdienmodel rond natuurinclusieve landbouw zorgt voor een platteland met een hogere basiskwaliteit aan biodiversiteit. Kunstmatige maatregelen zoals beheerovereenkomsten zijn in een ‘rijker’ landschap niet langer nodig.”

Bekijk hier een korte video met eerste indrukken van de bootcamp BOERenNATUUR

De huidige trend van schaalvergroting in de landbouw lijkt eerder averechts te werken voor de biodiversiteit omdat akkerbouwers een duidelijke voorkeur hebben voor grote percelen. Op grotere percelen zijn er in verhouding minder perceelranden en verloren hoekjes waar de natuur vrij spel heeft. Technologie kan hier een uitkomst bieden, meent Freek Verdonckt. “Wij vogelbeschermers merken vaak dat een ‘foutje’ bij het bewerken van een perceel gunstig uitpakt voor akkervogels. Met behulp van precisielandbouw kan een boer doelbewust “slordige” hoekjes creëren op een perceel en zo de natuur een handje helpen.” Denk in dat verband bijvoorbeeld aan het ‘rechttrekken’ van een perceel met behulp van gps. Veldbewerkingen zouden een stuk sneller verlopen indien de boer met zijn tractor wegblijft uit een ongelijkvormige hoek van het perceel die gedurende het seizoen mag verruigen.

Rond het broedgebied van de gorzen in Landen zorgen landbouwers momenteel via beheerovereenkomsten voor wintervoedsel en beschutting voor de vogels. “De locatie daarvoor is hier goed gekozen”, wijst Rémar naar de akker op de heuvel. “Gorzen houden van een open landschap, ver weg van het dorp en de bebouwing, waar ze zich niet veilig voelen.” Voor akkervogels moet de keuken naast de slaapkamer liggen, citeert Freek collega-akkervogelexpert Olivier Dochy (INBO). “Dat concept is heel belangrijk. We weten bijvoorbeeld dat een patrijs en haar jongen onderkoeld raken en kwetsbaar worden wanneer hun dichtstbijzijnde ‘ontbijt’ te vinden is in een kruidenstrook waarvoor ze eerst honderden meters moeten afleggen door een tarweveld dat nat van de dauw is.”

graanakker.landbouwlandschap.akkerbouw.winter_geVILT.jpg

Een kort stuk langs de openbare weg brengt de groep wandelaars bij de volgende veldweg. Rémar doet de deelnemers aan de bootcamp even halthouden ter hoogte van het kruispunt. Hij wijst op de grasberm en talud links en rechts naast de weg, en ziet zelf meteen de verschillen. “Bij het bewerken van de percelen heeft de ene landbouwer de talud intact gelaten. Zijn collega aan de overkant van de weg heeft net wat verder geploegd.” Ook de vegetatie in de berm is verschillend, en bevalt Rémar meer langs het landbouwperceel met de intacte talud. Slechts aan één kant van de weg groeit er bijvoorbeeld wilde marjolein. Door 30 centimeter van de talud mee te ploegen, vergroot de kans dat er aarde van de akker de berm in spoelt bij een hevige regenbui. Dat kan het vegetatieverschil al verklaren. “Gaat het over biodiversiteit in landbouwgebied, dan moeten we het ook hebben over zulke details”, benadrukt de natuurliefhebber.

In de laatste rechte lijn naar de Kasteelhoeve Wange, waar de deelnemers aan de bootcamp een weekend verbleven, kon je links en rechts van de weg een soortgelijk fenomeen waarnemen. De ene landbouwer liet bij het op wintervoor ploegen van de zware leemgrond een groene grasberm van 1 meter intact. Aan de overkant is de berm gereduceerd tot 30 centimeter en groeit er geen gras meer. Deze akkerbouwer houdt de berm ‘schoon’ met een totaalherbicide zodat hij geen last heeft van onkruiddruk langs de perceelranden. “Onderschat de impact daarvan niet, bijvoorbeeld op het vlak van biodiversiteit en bodemerosie op hellende percelen”, pikt Rémar in. “Het is jammer dat niet meer mensen daar oog voor hebben en er een mening over formuleren.”

Iemand als Rémar die het landschap leest als een open boek heeft hartzeer van de desinteresse en vervreemding bij boeren en plattelandsbewoners. Het verklaart voor een stuk waarom de landbouwer die overijverig de berm mee ploegde niet spontaan terechtgewezen wordt. Omgekeerd krijgt zijn collega niet het schouderklopje dat hij verdient voor het intact houden van de grasberm. Wordt het landelijke dorp morgen getroffen door een stortbui die een modderstroom veroorzaakt, dan zal je het wel zien gebeuren dat de inwoners alle plaatselijke landbouwers daar de schuld voor geven. “Natuurbeschermers zouden elke gelegenheid te baat moeten nemen om hun kennis te delen en de vervreemding van het landschap tegen te gaan”, merkt iemand op. Een priemende vinger wijst naar een achteloos weggegooid drankblikje in de berm. “Dat getuigt van geen respect voor het landschap en het bijbehorende landgebruik, of simpelweg van geen opvoeding.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek