Vlaamse boomkwekerij wortelde zich diep: van kleinschalig-familiaal tot semi-industrieel
duidingDe sector van de boomkwekerij kende in de tweede helft van de twintigste eeuw een verregaande transformatie waarbij kleine bedrijven samensmolten tot grote bedrijven met een industriële bedrijfsvoering. Deze ontwikkeling, alsook de ontstaansgeschiedenis en de geografische verspreiding in België, is in kaart gebracht door het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG). Hiervoor gebruikten de onderzoekers onder andere het familiearchief van boomkwekerijen Schepers en Allaert uit Wingene, dat teruggaat tot de negentiende eeuw.
“De boomkwekerij is van oudsher een exportgerichte sector. Wij hebben verhalen opgetekend van Duitse klanten die per trein naar Noord-West-Vlaanderen kwamen om inkopen te doen. Zij werden op het station opgewacht om te voorkomen dat ze niet naar de concurrent gingen”, vertelt Sven Lefèvre, historicus aan het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG). Hij deed samen met Brecht Demasure onderzoek naar de geschiedenis van de boomkwekerijsector in Vlaanderen.
Het aanvankelijke onderzoek richtte zich op Noord-West-Vlaanderen, maar breidde zich gaandeweg uit naar heel Vlaanderen. Hierbij viel op dat onder andere de regionale bodemsamenstelling, maar ook de aanwezigheid van andere agronomische sectoren geleid hebben tot hubs met regionale specialisaties. Zo zijn er in Noord-West-Vlaanderen in de zandgronden vooral bosboomkwekers actief. “In die regio bevinden zich van origine de meeste bossen van West-Vlaanderen en naast de zandgrond is ook het gematigde zeeklimaat gunstig voor het kweken van bosplantgoed”, vertelt Lefèvre.
Andere hubs zijn Wetteren-Gent waar de sierboomkwekerij zich ontwikkelde en Limburg waar de fruitboomkwekerij voet aan de grond kreeg. Een andere plek waar zich een cluster ontwikkelde, is in de regio Putte en Sint-Katelijne-Waver, waar ze zich naast een heel aanbod aan bomen ook specialiseerden in de kweek van rozen. Lefèvre over deze laatste hub: “Bedrijven zoals Van Pelt (Putte) en Op De Beeck (Putte) hebben beiden een wereldwijde autoriteit op dat vlak.”
Hoewel de definitie van professionele boomkwekerij niet eenduidig is, situeren de onderzoekers de ontstaansgeschiedenis hiervan in de negentiende eeuw, een periode waarin veel boomkwekers en bloemenkwekers zich losweekten van de kasteeldomeinen in de ruime regio Brugge waar zij werkzaam waren als hovenier.
Bedrijfsarchief en interviews
Voor het onderzoek konden de historici een beroep doen op het bedrijfsarchief van bijvoorbeeld boomkwekerij Schepers en Allaert uit Wingene. “Het archief van Schepers ging terug tot het begin van de negentiende eeuw. Er waren onder andere prijslijsten voor producten van die tijd bewaard gebleven, alsook factuurboeken, krantenartikels en fotomateriaal”, aldus Demasure.
Schepers is één van de bekende kwekersfamilies in Vlaanderen, dat wel meer oude boomkwekersfamilies kent. Ook dit is volgens de CAG-onderzoekers typerend voor de boomkwekerij in tegenstelling tot de landbouw. Waar in de landbouw uitbreiding door andere familiebedrijven vaak op één en dezelfde locatie plaatsvond, zag je in de boomkwekerij dat familieleden afzonderlijke bedrijven gingen oprichten.
Een bekende familienaam onder boomkwekers is bijvoorbeeld Van Hulle. In Noord-West-Vlaanderen zijn meerdere grotere boomkwekerijen aan deze familie gerelateerd zoals bijvoorbeeld B. & C. Van Hulle in Maldegem, maar ook Sylva in Waarschoot. Beiden zijn grote producenten en exporteurs van bosplantgoed.
Volgens het onderzoek van CAG kwam aan deze versnippering in de jaren '70-'80 een einde. Om het (export)potentieel te kunnen benutten was schaalvergroting en innovatie in die tijd van essentieel belang. “In die periode zien we dan ook de samensmelting van veel familiale boomkwekerijen en komen grotere boomkwekerijen tot stand”, aldus Demasure. Naast schaalvergroting speelden ook een gestage mechanisatie en innovatie een rol.
Tussen landbouw en industrie
Volgens de onderzoeker is de sector zich hiermee gaan situeren tussen de landbouw en de industrie. “Zo werken ze natuurlijk met de natuur en moeten ze aan landbouwwetgeving voldoen in geval van bijvoorbeeld bemesting.” Aan de andere kant ziet hij ook elementen terug uit een industriële context. “Boomkwekerijen verzorgen zelf vaak de verkoop en hebben daarbij soms verkoopagenten tot in Azië toe rondlopen.”
Volgens Demasure was de boomkwekerij van origine exportgericht. Behalve de export was de welvaartsgroei na de Tweede Wereldoorlog een verklaring voor de snelle groei van de boomkwekerij in Vlaanderen en het ontstaan van grote bedrijven met meer dan 100 hectare. “Ook de opkomst van de tuincentra in de jaren '70 speelde hierbij een faciliterende rol. Zij speelden in op het groeiende besteedbaar inkomen waardoor er ook meer geld was voor sierteeltproducten.”
Hoewel het buiten de scope van hun onderzoek valt, zien de CAG-onderzoekers de boomkwekerijsector verder groeien. Zij wijzen daarbij ook op de kapitaalintensiteit van de sector waardoor zij bijvoorbeeld makkelijker in staat zijn dan boeren om landbouwgrond te bemachtigen.
Voor wie meer wil weten over de geschiedenis van de boomkwekerij, surf naar de website van CAG: https://cagnet.be/page/boomkwekerij

Beeld: CAG